Koning kan parlement ontbinden als ze hem tegenspreken
Absolute macht in praktijk
Weinig (geen) macht in praktijk
Slide 5 - Tekstslide
Willem I -> Willem II (1840)
- Nieuwe koning is moderner, maar niet dom.
- 1844 Thorbecke (liberaal) komt met
voorstel nieuwe grondwet.
Johan Rudolph Thorbecke:
Hoogleraar Leiden en liberaal kamerlid. Bekend geworden als de schrijver van de Nederlandse grondwet
Slide 6 - Tekstslide
Willem II (1848)
- Revolutie jaar 1848
- Willem II ziet de bui hangen en vraagt Thorbecke een nieuwe
grondwet te schrijven
Willem II voor het parlement:
'ik ben in één nacht van conservatief
tot liberaal geworden'
Slide 7 - Tekstslide
Grondwet van Thorbecke
- Tot de dag van vandaag de Nederlandse grondwet.
Wat schrijft Thorbecke op:
Tweede kamer wordt gekozen door het volk
Koning benoemt niet meer de eerste kamer
Recht van amendement (wetswijziging) voor tweede kamer
Ministeriële verantwoordelijkheid (de ministers zijn verantwoordelijk voor het bestuur)
Het Nederlands koningschap is hiermee slechts nog een ceremoniële taak geworden
Slide 8 - Tekstslide
Censuskiesrecht
Alleen als je een bepaalt bedrag aan belasting betaald mag je stemmen.
'Gemiddeld ging het om zo’n elf procent van de mannelijke inwoners van vijfentwintig jaar en ouder'
Slide 9 - Tekstslide
Politiek
Waarover discussiëren politieke partijen of stromingen?
Slide 10 - Tekstslide
Politieke stroming ≠ klasse
Politieke stroming: Hoe jij vind dat het land bestuurd moet worden.
Hoe moet de regering eruit zien ?
Welke rol moet de regering spelen?
Twee belangrijke politieke stromingen:
Liberalisme
Conservatisme
Slide 11 - Tekstslide
Conservatisme
Conserveren = behouden
Conservatisme = Willen alles behouden zoals het is.
Ideale staat: 'Nachtwakersstaat' of 'kleine staat'
Staat is er om grenzen en wetten te beschermen, verder doet het zo min mogelijk.
Slide 12 - Tekstslide
Welke staatvorm vinden de conservatieve het beste?
A) Monarchie (hand in de lucht)
B) Democratie (twee handen op de tafel)
Slide 13 - Tekstslide
Liberalisme
Staat moet niet alleen veiligheid garanderen maar ook een bepaalde bestaanszekerheid
(Kleine overheid) Staat moet zich tot zekere hoogte bemoeien met de burgers
Slide 14 - Tekstslide
Liberalisme
Willen vrijheid!
Wat betekend vrijheid voor de eerste liberalen?
Slide 15 - Tekstslide
Wie waren de eerste liberalen?
Slide 16 - Tekstslide
Welke staatvorm vinden de conservatieve het beste?
A) Monarchie (hand in de lucht)
B) Democratie (twee handen op de tafel)
Slide 17 - Tekstslide
We gaan stemmen!
Werk samen (groepjes van twee) en beide jullie stemmen is steeds één stem waard.
Jullie krijgen steeds twee minuten overleg tijd.
Dan discussie tijd
Dan stemmen we nog eens.
Slide 18 - Tekstslide
Stelling 1
Een succesvol ondernemer (fabrieksbaas) heeft bewezen goed te kunnen denken en ondernemen en is daarom in staat betere beslissingen te maken over het bestuur van het land
1. Eens
2. Oneens
timer
2:00
Slide 19 - Tekstslide
Stelling 2
Thorbecke was:
1. Belangrijk voor de Nederlandse democratie
2. Heeft de democratie alleen opgezet voor zijn eigen gewin.
timer
2:00
Slide 20 - Tekstslide
Stelling 3
1. Een arbeider was er in 1848 niets op vooruit gegaan
2. 1848 was op de lange termijn ook belangrijk voor de arbeiders
timer
2:00
Slide 21 - Tekstslide
Stelling 4
Alleen mensen die kunnen bewijzen dat ze slim genoeg zijn mogen stemmen