V2 wk 41 1 Afvr + afm. Over taal;
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
constateren
verstrekken
wijten ( aan)
handhaven
factor
motorisch
in stand houden
(in)zien dat iets is , zoals het
zeggen dat iets ergens door komt
geven
in de manier waarop je beweegt
onderdeel, medeoorzaak
Slide 2 - Sleepvraag
' verwerven' betekent
A
op een scheepswerf werken
B
in je bezit krijgen
C
recht hebben op
Slide 3 - Quizvraag
Hoe noem je dit taalverschijnsel?
'Besluiten' betekent 1 eindigen
2 beslissen
'Besluiten' betekent 1 eindigen
2 beslissen
Slide 4 - Open vraag
Een ander woord voor 'aanmoedigen' is
A
activeren
B
suggereren
C
stimuleren
Slide 5 - Quizvraag
Laat zien met behulp van twee woorden wat 'homofoon' betekent
Slide 6 - Woordweb
Wat wordt bedoeld met 'neuzen' in:
Na de preek van de coach stonden alle neuzen dezelfde kant op.
Na de preek van de coach stonden alle neuzen dezelfde kant op.
Slide 7 - Open vraag
Welk taakgebruik zie je hier: Na de preek van de coach stonden alle neuzen dezelfde kant op.
Slide 8 - Open vraag
Hoe noem de taalfout in deze zin:
Ik kan echt niet meer; ik gooi het bijltje in de ring=> verbeter de fout.
Ik kan echt niet meer; ik gooi het bijltje in de ring=> verbeter de fout.
