MAVO 1 - Present Simple

Welcome!
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Plan and goals:
  • Present Simple
  • Persoonlijke voornaamwoorden

By the end of the lesson we...
 ... will know what the present simple is and how we make the present simple
... will know the personal pronouns 

Slide 2 - Tekstslide

The Present Simple
Present Simple

Slide 3 - Tekstslide

Present simple = tegenwoordige tijd 
Present staat voor 'tegenwoordige tijd', dus gebruik je een zin in de Present Simple dan gebeurt het nu.
Simple staat voor 'simpel'.

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
ik werk
jij werkt
hij werkt
zij werkt
de hond werkt
wij werken
jullie werken​

I work
you work
he works
she works
the dog (it) works
we work
you work

Slide 5 - Tekstslide

Present Simple = Tegenwoordige Tijd
ik werk
jij werkt
hij werkt
zij werkt
de hond werkt
wij werken
jullie werken​

I work
you work
he works
she works
the dog (it) works
we work
you work

Slide 6 - Tekstslide

SHIT
She
He
IT
bij He/She/IT 

werkwoord
werkwoord eindigend op S-klank
werkwoord eindigend op medeklinker Y
-S
-ES
-IES

Slide 7 - Tekstslide

-y -S of -IES?
Als een werkwoord eindigt op medeklinker -y
carry
study
hurry
cry
carrIES
studIES
hurrIES
crIES
Als een werkwoord eindigt op een klinker -y
play
buy
playS
buyS

Slide 8 - Tekstslide

Bij :
he/she/it
komt er achter het werkwoord
- s
- es
- ies

Slide 9 - Tekstslide

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 10 - Quizvraag

Present simple
Lesson ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts
C
to start

Slide 11 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
to visit
C
visits

Slide 12 - Quizvraag

Present Simple
He ....... (to walk) in the park.

Slide 13 - Open vraag

Ellen ... (pass) me the test.

Slide 14 - Open vraag

Present Simple
Daiva ..... (to teach) English.

Slide 15 - Open vraag

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 16 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 17 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 18 - Quizvraag

Eat
A
s
B
es
C
ies

Slide 19 - Quizvraag

Drink
A
s
B
es
C
ies

Slide 20 - Quizvraag

jump
A
s
B
es
C
ies

Slide 21 - Quizvraag

Fly
A
s
B
es
C
ies

Slide 22 - Quizvraag

search
A
s
B
es
C
ies

Slide 23 - Quizvraag

run
A
s
B
es
C
ies

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

PERSONAL PRONOUNS

Persoonlijke voornaamwoorden zeggen iets over de persoon die iets doet.

She is very sweet.
They are always late.
Why do you like him?

Slide 27 - Tekstslide

Personal Pronoun
Personal Pronoun:
  • Het onderwerp van de zin
  • Kan naam/namen vervangen 
NL
Rij 1
Rij 2 
EV
Ik
I
me
Jij
you
you
Hij/zij/het
he/she/it
him/her/it
MV
wij
we
us
jullie
you
you
zij
they
them
HET VERSCHIL TUSSEN RIJTJE 1 EN RIJTJE 2 WORDT UITGELEGD IN HET FILMPJE OP DE VOLGENDE PAGINA.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Vul aan:
___ (ik) am 12 years old.
A
You
B
He
C
They
D
I

Slide 30 - Quizvraag

Vul aan:
My friends are always nice to ___ (hen).
A
you
B
us
C
them
D
me

Slide 31 - Quizvraag

Vul aan:
___ (zij) is late for school.
A
They
B
She
C
He
D
It

Slide 32 - Quizvraag

Vul aan:
___ (hij) is taller than ___ (mij).
A
he / me
B
we / I
C
she / him
D
you / us

Slide 33 - Quizvraag

Are ___ (we) going to play soccer with ___ (haar)?
A
you / him
B
we / her
C
I / it
D
they / us

Slide 34 - Quizvraag

A personal pronoun:
Do you like your girlfriend? Do you like .....?
A
she
B
he
C
him
D
her

Slide 35 - Quizvraag

A personal pronoun:
My brother is nice. ..... is 26 years old.
A
you
B
she
C
he
D
him

Slide 36 - Quizvraag

A personal pronoun:
My sisters are cute. ....... are 5 years old.
A
she
B
they
C
her
D
you

Slide 37 - Quizvraag

personal pronoun:
... is cold outside.(het)
A
He
B
We
C
She
D
It

Slide 38 - Quizvraag

Kies de juiste personal pronoun:

_____ is from London. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 39 - Quizvraag

A personal pronoun:
... like school. (ik)


A
i
B
I
C
you
D
we

Slide 40 - Quizvraag

personal pronoun.
Can you call _____ (hem)?

A
her
B
him
C
me
D
he

Slide 41 - Quizvraag

A personal pronoun:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 42 - Quizvraag

I know what personal pronouns are.
A
Yes
B
No
C
Kind of..

Slide 43 - Quizvraag

Wat is de Present Simple?

Slide 44 - Open vraag

Wat zijn personal pronouns?
(1 of meer antwoorden)
A
myself, yourself, himself, herself, itself, ourselves, yourselves, themselves
B
I, you, he, she, it, we, you, they
C
mine, yours, his, hers, ours, theirs
D
me, you, him, her, it, us, you, them

Slide 45 - Quizvraag

Pronoun Hunt!
markeer / arceer alle persoonlijke voornaamwoorden die jij kan vinden op het blad
Goodluck  ;) 

Slide 46 - Tekstslide