4.6 Voorbereiden op de test

Leerdoelen 
H4 De Griekse wereld 
Voorbereiden op de toets 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen 
H4 De Griekse wereld 
Voorbereiden op de toets 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 
Leerdoelen
- Stadstaat
- Kolonies
- Bestuursvormen
- Mythologie, filosofie en wetenschap
-Griekse vormentaal
- Griekse Oorlogen 
- Hellenisme 

Slide 3 - Tekstslide

Alexander de Grote
Voorbereiden voor de toets
  • Actief meedoen met de les (vragenstellen)
  • Aantekeningen maken 
  • Weektaak maken en nakijken (vragenstellen)
  •  Samenvatten (leerdoelen beantwoorden)
  • Oefentoets maken 
  • Begrippen leren

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit welke Griekse bestuursvorm het beste bij de bron past.
Denk nu zelf na over het formuleren van het antwoord. Werk als volgt:

- Noem eerst de Griekse bestuursvorm die het beste bij de bron past.
- Neem een zin uit de bron letterlijk over in je antwoord, dat noemen we citeren.
- Leg uit waarom dit citaat bij de Griekse bestuursvorm past.

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Alexander de Grote
Vragen met bron
Verwijs altijd naar de bron!! (ik zie, je leest....)
  1. Noem eerst het begrip/ persoon/ gebeurtenis waarnaar gevraagd wordt
  2. Neem een zin uit de bron letterlijk over in je antwoord, dat noemen we citeren. (beschrijf een beeldelement) 
  3. Leg uit waarom dit citaat bij het begrip/ persoon/ gebeurtenis past
  4. Verwijs altijd naar de bron!!

Slide 7 - Tekstslide


Welke bestuursvorm wordt hier beschreven: 

"Alleen vrije mannen die geboren zijn in Athene mogen meebeslissen over het bestuur van de stad"?
A
Aristocratie
B
Democratie
C
Tyrannie
D
Monarchie

Slide 8 - Quizvraag


Zijn de stellingen juist of onjuist? Kies het juiste antwoord 
1: Het Hellenisme is een gevolg van de veroveringen van Alexander
2: Het Hellenisme veroorzaakte de verzwakking van Athene en Sparta

A
Stelling 1 is juist Stelling 2 is onjuist
B
Stelling 1 is onjuist Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Beschrijf je eigen woorden uit wat filosofie is

Slide 10 - Open vraag


Wat moet je vooral niet vergeten bij een bronvraag?
A
Verwijzen naar de bron
B
Naar de bron verwijzen
C
De bron, daar moet je naar verwijzen
D
eeuuh.. naar de bron verwijzen?

Slide 11 - Quizvraag

Leg uit & raden
Tijd: ca. 15 min.
Je werkt in duo’s
1. Je maakt per tweetal 8 kaartjes. Daar schrijf je per kaartje een persoon, gebeurtenis of begrip (3.6) op.
2. Geef alle 8 kaartjes aan de medewerker.
3. Je krijgt van de medewerker 8 andere kaartjes.
4. Werker 1: pakt 4 kaartjes en legt deze in eigenwoorden uit. (zonder het begrip, jaartallen of hoofdpersonen te noemen). Werker 2 luistert en schrijft (lijntjespapier) op wat hij denkt dat het is.
5. De rollen worden omgedraaid. Wie heeft de meeste goed (6x1min.)?

Leg uit & raden
Tijd: ca. 15 min.

Je werkt in duo’s
1. Je maakt per tweetal 8 kaartjes. Daar schrijf je per kaartje een persoon, gebeurtenis of begrip (3.6) op.
2. Geef alle 8 kaartjes aan de medewerker.
3. Je krijgt van de medewerker 8 andere kaartjes.
4. Werker 1: pakt 4 kaartjes en legt deze in eigenwoorden uit. (zonder het begrip, jaartallen of hoofdpersonen te noemen). Werker 2 luistert en schrijft (lijntjespapier) op wat hij denkt dat het is.
5. De rollen worden omgedraaid. Wie heeft de meeste goed (6x1min.)?

Slide 12 - Tekstslide

Tekenen & raden
Tijd: ca. 15 min.

1. Je maakt per tweetal 8 kaartjes. Daar schrijf je per kaartje een persoon, gebeurtenis of begrip (3.6) op.
2. Geef alle 8 kaartjes aan de medewerker.
3. Je krijgt van de medewerker 8 andere kaartjes.
4. Werker 1: pakt 4 kaartjes en tekent deze. (zonder letters). Werker 2 luistert en schrijft op wat hij denkt dat het is. (lijntjespapier)
5. De rollen worden omgedraaid. Wie heeft de meeste goed (6x1min.)?

Slide 13 - Tekstslide