In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 8 Deel 1
Verhoudingen
Slide 1 - Tekstslide
Planning
- Opstart (5 min.)
- LessonUp (20 min.)
- Huiswerk maken (15 min.)
- Afsluiting (5 min.)
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
- Ik weet wat een verhouding is
- Ik kan een verhoudingstabel invullen
- Ik kan berekeningen maken met verhoudingen
Slide 3 - Tekstslide
Instapopdracht: 5 muffins kosten 3 euro. Wat kosten 15 muffins?
A
3 euro
B
6 euro
C
9 euro
D
12 euro
Slide 4 - Quizvraag
Verhoudingen
Een verhouding bestaat uit twee of meer getallen. Je komt verhoudingen tegen bij hoeveelheden, prijzen en aantallen.
Bijvoorbeeld:
In 1 pak zitten 24 rollen wc-papier
Dit is een verhouding tussen het aantal
pakken wc-papier en het aantal rollen wc-papier.
Slide 5 - Tekstslide
In 2 uur leg je 12 kilometer af. Vul in: Dit is een verhouding tussen ......... en ...........
Slide 6 - Open vraag
Je koopt 3 appelflappen voor €2,40 Vul in: Dit is een verhouding tussen ......... en ...........
Slide 7 - Open vraag
Verhoudingstabel
Je kunt verhoudingen in een verhoudingstabel zetten. Je schrijft in elke rij van de tabel een ander getal uit de verhouding.
Slide 8 - Tekstslide
Verhoudingstabel
Slide 9 - Tekstslide
Vul in:
Slide 10 - Open vraag
Vul in (ook de linkerkant):
Slide 11 - Open vraag
Rekenen met verhoudingen
Om met verhoudingen te rekenen, kun je een verhoudingstabel gebruiken. Om met een verhouding te vergroten, moet je beide getallen in de verhouding met hetzelfde getal vermenigvuldigen.
Slide 12 - Tekstslide
Rekenen met verhoudingen
Slide 13 - Tekstslide
3 kg peren kost €1,50. Hoeveel kost 6 kg peren? Schrijf ook je berekeningen op.
Slide 14 - Open vraag
4 dozen aardbeien kosten €6. Hoeveel kosten 16 dozen? Schrijf ook je berekeningen op.
Slide 15 - Open vraag
2 bioscoopkaartjes kosten €16. Hoeveel kosten 10 bioscoopkaartjes? Schrijf ook je berekeningen op.
Slide 16 - Open vraag
Rekenen met verhoudingen
Je kunt met een verhouding ook verkleinen. Je moet dan beide getallen in de verhouding door hetzelfde getal delen.
Slide 17 - Tekstslide
Rekenen met verhoudingen
Slide 18 - Tekstslide
6 meter stof kost €36. Hoeveel kost 2 meter stof? Schrijf ook je berekeningen op.
Slide 19 - Open vraag
Je hebt 1 liter melk nodig voor 16 pannenkoeken. Hoeveel liter melk heb je voor 8 pannenkoeken nodig? Schrijf ook je berekeningen op.
Slide 20 - Open vraag
Geef aan hoe goed je dit snapt
😒🙁😐🙂😃
Slide 21 - Poll
Aan de slag!
Hoe?
Zelfstandig
Ik loop rond voor vragen
Blz.
Hoofdstuk 8.1 & 8.2
begint op blz. 160
Opdr.
1 t/m 11
Er moet een berekening bij.
Klaar?
Iets voor jezelf doen op je laptop, waarbij je niemand anders stoort.
Slide 22 - Tekstslide
Hoofdstuk 8 Deel 2
Verhoudingen
Slide 23 - Tekstslide
Planning
- Opstart (5 min.)
- LessonUp (20 min.)
- Huiswerk maken (15 min.)
- Afsluiting (5 min.)
Slide 24 - Tekstslide
Lesdoelen
- Ik kan rekenproblemen oplossen met een verhoudingstabel
Slide 25 - Tekstslide
Verhoudingen
Je kunt rekenproblemen niet altijd oplossen door alleen te vergroten of alleen te verkleinen. Je moet soms eerst verkleinen en daarna vergroten.
Slide 26 - Tekstslide
Verhoudingen
Slide 27 - Tekstslide
Verhoudingen
Slide 28 - Tekstslide
Een bedrijf bestelt 8 lampen voor €120. Hoeveel kosten 6 lampen?
Slide 29 - Open vraag
Marieke rijdt 60 kilometer. Haar auto verbruikt daarbij 4 liter benzine. Hoeveel kilometer kan de auto met een volle tank van 50 liter rijden?
Slide 30 - Open vraag
Verhoudingen
Je kunt een verhouding tussen het totaal en een gedeelte daarvan ook in een verhoudingstabel zetten. Je kunt dan het totaal of het deel vergroten of verkleinen.
Slide 31 - Tekstslide
Verhoudingen
Slide 32 - Tekstslide
Verhoudingen
Slide 33 - Tekstslide
1 op de 3 spelers van een korfbalteam is een man. In totaal zitten er 12 spelers in het team. Hoeveel mannelijke spelers zitten er in het team?
Slide 34 - Open vraag
Geef aan hoe goed je dit snapt
😒🙁😐🙂😃
Slide 35 - Poll
Aan de slag!
Hoe?
Zelfstandig
Ik loop rond voor vragen
Blz.
Hoofdstuk 8.2 & 8.3
begint op blz. 169
Opdr.
12 t/m 20
Er moet een berekening bij.
Klaar?
Iets voor jezelf doen op je laptop, waarbij je niemand anders stoort.