Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
woordenlijst roze - Geld en werk
Thema 16 - Geld en werk
DISK 2024
1 / 54
volgende
Slide 1:
Tekstslide
NT2
Basisschool
Groep 1
In deze les zitten
54 slides
, met
tekstslides
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Thema 16 - Geld en werk
DISK 2024
Slide 1 - Tekstslide
de baas
iemand die zegt wat er moet gebeuren.
iemand die een bedrijf heeft.
zin
:
Hij is de
baas
van de supermarkt.
1
Slide 2 - Tekstslide
de bank
1) een bedrijf dat in geld handelt
digitaal of aan de balie
zin:
Ik ga naar
de bank
om geld te pinnen
2) zachte en brede stoel
zin:
Ik lig op
de bank.
2
Slide 3 - Tekstslide
het bedrag
de hoeveelheid geld
hoeveel iets kost
meervoud: de bedragen
zin
:
Het
bedrag
dat ik moet betalen is €25,50.
3
Slide 4 - Tekstslide
het bedrijf
een plaats waar iets wordt gemaakt of gedaan om geld te verdienen.
meervoud: bedrijven
zin
:
DHL is een
bedrijf
dat postpakketten bezorgd.
4
Slide 5 - Tekstslide
het
beetje
een kleine hoeveelheid, een klein deel
zin:
Ik doe een
beetje
suiker in mijn thee.
5
Slide 6 - Tekstslide
beide
alle twee
de één en de ander
zin
:
Ik heb een ijsje in
beide
handen.
6
Slide 7 - Tekstslide
de belasting
Een bedrag dat je moet betalen aan de overheid.
Een deel van wat je verdient of een deel van iets wat je koopt in de winkel.
zin
:
In Nederland moet je
belasting
betalen voor je auto.
7
Slide 8 - Tekstslide
betalen (ww)
geld geven om iets te kopen
ik betaal - wij betalen
verleden tijd: betaalde - betaalden
zin
:
Ik
betaal
de schoenen contant.
zin:
Mijn moeder
betaalt
de boodschappen.
8
Slide 9 - Tekstslide
betalen
(
ww)
TT (tegenwoordige tijd)
Ik betaal
Jij betaal
t
- Betaal jij?
Hij/zij betaal
t
Wij bet
a
l
en
Jullie bet
a
l
en
Zij bet
a
l
en
8
Slide 10 - Tekstslide
bruto
een bedrag waarover je nog geen belasting hebt betaald.
zin
:
Mijn
bruto
salaris is hoger dan mijn netto salaris.
9
Slide 11 - Tekstslide
de ervaring
dat wat je weet en kunt doordat je iets vaak hebt gedaan
zin:
Hij vertelde over zijn
ervaringen
op de andere school
.
10
Slide 12 - Tekstslide
het geval
een bepaalde toestand of situatie
zin
:
Ik zet de koffie klaar, voor
het geval
dat Eva komt.
11
Slide 13 - Tekstslide
handig
als je gemakkelijk iets kunt maken of repareren
iets dat je goed kunt
gebruiken
zin
:
Mijn man is
handig
, hij kan alles maken.
12
Slide 14 - Tekstslide
heleboel
een grote hoeveelheid
veel
zin:
Meneer Jeroen heeft een
heleboel
sleutels.
13
Slide 15 - Tekstslide
hetzelfde
dit woord gebruik je als iets gelijk is aan iets anders
je gebruikt het bij een
het-woord
zin
:
Wij werken in
hetzelfde
gebouw (
het
gebouw).
14
Slide 16 - Tekstslide
hoog
ver boven de grond
tegenstelling: hoog <--> laag
hoog - hoger - hoogst
zin
:
Het paard springt
hoog
over het hek.
15
Slide 17 - Tekstslide
een hoog bedrag (extra)
veel geld
duur
het bedrag - de bedrag
en
tegenovergestelde :
een hoog bedrag <--> een laag bedrag
duur <--> goedkoop
veel geld <--> weinig geld
zin:
De aardbeien kosten 10 euro. Vind jij dat
een hoog bedrag
?
3 + 15
Slide 18 - Tekstslide
ieder(e)
dit woord gebruik je als je alle mensen, dieren of dingen bedoelt
elk(e)
zin
:
Ieder
kind heeft liefde nodig.
zin:
Iedere
zomer gaan wij op vakantie.
16
Slide 19 - Tekstslide
iets
1) als je niet weet of wil zeggen waar het precies over gaat
zin
: ik ga
iets
voor mijn vriend kopen
2) een ding, zonder dat je weet wat
zin:
Anders nog
iets
lekkers?
3) niet veel, niet zo erg
zin:
we zijn
iets
te laat
zin:
Talia hoort
iets
.
17
Slide 20 - Tekstslide
laag - lage
dicht bij de grond
tegenstelling: laag < -- >hoog
laag - lager - laagst
zin
:
Voor de bank staat een
lage
tafel.
18
Slide 21 - Tekstslide
liever
1) als je iets fijner vindt dan iets anders
zin:
Ik heb
liever
Coca-Cola dan Pepsi.
zin:
Ik heb
liever
vakantie dan dat ik moet werken.
2)
vergrotende trap van 'graag' & 'lief'
graag - liever - het liefst
lief - liever - het liefst
zin:
Ik vind Kees
liever
dan Klaas.
19
Slide 22 - Tekstslide
het
loon
het geld dat je krijgt voor het werk dat je doet
het salaris
meervoud: de lonen
zin:
Piet krijgt elke maand zijn
loon
op zijn bankrekening.
20
Slide 23 - Tekstslide
het nettoloon
het loon nadat er geld voor de belasting vanaf is gehaald
(dit geld krijg je op je rekening /
dit is wat je kunt besteden)
Zin
Op mijn bankrekening wordt mijn
nettoloon
gestort.
meervoud: het nettoloon, de nettolonen
20
Slide 24 - Tekstslide
het loonstrookje
een papier waarop staat hoeveel je verdient en hoeveel belasting je betaalt
zin:
Elke maand krijg ik geld op mijn rekening en een
loonstrook
van mijn baas.
21
Slide 25 - Tekstslide
de loterij
een spel waarmee je de kans hebt om geld of spullen te winnen
meervoud: de loterij
en
zin:
Hij heeft met de
loterij
€ 5000
gewonnen.
22
Slide 26 - Tekstslide
de maand
een twaalfde deel van een jaar
meervoud: maanden
zin:
Januari is de eerste
maand
van het jaar.
23
Slide 27 - Tekstslide
meteen
direct
op hetzelfde moment, zonder te wachten
zin:
Hij kwam
meteen
uit school naar huis.
24
Slide 28 - Tekstslide
het minimumloon
het bedrag dat je volgens de wet minstens moet verdienen
zin:
H
et minimumloon
voor een 15-jarige is € 143,25 per maand.
25
Slide 29 - Tekstslide
netto
het bedrag waar je al belasting over betaald hebt
zin:
Netto
houdt hij niet veel over van zijn loon.
26
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
nodig
iets wat er moet zijn
iets wat je niet kunt missen
zin:
Ik heb geld
nodig
om eten te kopen.
27
Slide 32 - Tekstslide
de ouder
een vader of een moeder
meervoud: de ouders
zin:
Ik woon met één
ouder
in Nederland.
28
Slide 33 - Tekstslide
de OV-chipkaart
een kaart waarmee je in heel Nederland een reis in de trein, bus, tram en metro kunt betalen
zin:
Ik moet mijn
OV-chipkaart
opladen.
29
Slide 34 - Tekstslide
over hebben (ww)
ergens over praten
zin:
Zullen we het
over
de vakantie
hebben
?
zin:
Ik
heb
met mijn moeder
over
mijn zieke vader gepraat.
30
Slide 35 - Tekstslide
over hebben
ww
TT (tegenwoordige tijd)
ik
heb
het over de sportles
jij
heb
t
het over de sportles
zij/hij
h
e
eft
het over de sportles
wij/jullie/zij
heb
ben
het over de sportles
VTD (voltooid deelwoord)
Ik heb het over het weer
ge
h
a
d.
30
Slide 36 - Tekstslide
de reactie
dat wat je zegt of doet als antwoord op iets anders
meervoud: de reactie
s
zin:
De docent geeft meteen een
reactie
op de vraag.
31
Slide 37 - Tekstslide
de rekening
het papier waarop staat wat je moet betalen
zin:
We moeten
de rekening
van het feest nog betalen.
32
Slide 38 - Tekstslide
de scooter
een soort brommer met kleine, brede wielen en een brede voorkant die je benen beschermt tegen de wind
zin:
Als Bas zestien wordt, krijgt hij een rode
scooter
.
33
Slide 39 - Tekstslide
stellen (ww)
het is waar, het gebeurt echt
een vraag stellen
zin :
Slava
stelt
een vraag aan de docent. De docent
geeft
antwoord.
34
Slide 40 - Tekstslide
(een vraag) stellen ww
TT (tegenwoordige tijd)
Ik stel een vraag
Jij stel
t
een vraag - Stel jij een vraag?
Hij/zij stel
t
een vraag
Wij stel
len
een vraag
Jullie stel
len
een vraag
Zij stel
len
een vraag
VTD (voltooide tijd)
Hij heeft een vraag
ge
stel
d
.
34
Slide 41 - Tekstslide
de supermarkt
een grote winkel met eten, drinken en andere boodschappen voor in huis, die je zelf kunt pakken.
zin:
Ik koop fruit en brood in de
supermarkt
.
35
Slide 42 - Tekstslide
terugkrijgen (ww)
weer krijgen wat eerder al van jou
was,
of als reactie krijgen
zin:
Noah
krijgt
zijn boek
terug
van Maria.
zin:
Ik
krijg
€
2,30
terug
van de mevrouw bij de kassa.
36
Slide 43 - Tekstslide
terugkrijgen
ww
TT (tegenwoordige tijd)
Ik krijg ... terug
jij krijg
t
... terug - Krijg jij ... terug?
hij/zij krijg
t
... terug
wij/jullie/zij krijgen ... terug
VTD (voltooid deelwoord)
Ik heb geld terug
ge
kr
e
g
en
.
36
Slide 44 - Tekstslide
verdienen (ww)
als loon ontvangen voor het werk dat je doet
zin:
Nick
verdient
15 euro met grasmaaien.
zin:
Ik
verdien
elke maand 500 euro.
37
Slide 45 - Tekstslide
verdienen
ww
TT (tegenwoordige tijd)
ik verdien
jij verdien
t
zij/hij verdien
t
wij/jullie/zij verdien
en
VTD (voltooide tijd)
Hij
heeft
veel geld verdien
d
.
37
Slide 46 - Tekstslide
het verschil
iets wat anders is
zin:
Ik heb een rode broek en een blauwe broek. Zie jij het
verschil
?
38
Slide 47 - Tekstslide
verschillend
als iets niet hetzelfde is als iets anders
tegenstelling: verschil - het zelfde
zin:
Deze poppen hebben een andere kleur, ze zijn dus
verschillend.
39
Slide 48 - Tekstslide
volgens
zoals iemand het zegt of vindt
de mening van iemand
zin:
Volgens
de docent is het antwoord niet goed. Jammer!
zin:
Volgens
mij moeten we nu naar sport.
40
Slide 49 - Tekstslide
het weekend
zaterdag en zondag
de twee dagen dat de meeste mensen niet naar school of hun werk gaan.
zin:
Dit weekend ga ik naar de bioscoop.
41
Slide 50 - Tekstslide
de werkgever
iemand bij wie jij werkt
hij/zij geeft jou loon/salaris voor het werk dat je doet
zin:
Mijn
werkgever
geeft mij extra geld als ik in het weekend werk.
42
Slide 51 - Tekstslide
winnen (ww)
de beste zijn in een wedstrijd
werkwoord: ik win - wij winnen
verleden tijd: ik won - wij wonnen
zin
:
Axel
wint
altijd met voetballen.
zin:
Wij
hebben
de loterij
gewonnen
.
43
Slide 52 - Tekstslide
het
zakgeld
het geld dat kinderen van hun ouders krijgen om kleine dingen van te kopen
zin
:
Marcel krijgt elke maand
€ 10,00
zakgeld
van zijn ouders.
zin:
Ik koop altijd snoep van mijn
zakgeld
.
44
Slide 53 - Tekstslide
zetten (ww)
plaatsen
zin:
Willen jullie je stoel op de tafel
zetten
?
zin:
Zet
de boodschappen maar in de keuken.
45
Slide 54 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
6.2 Hoe zwaar word je belast?
December 2018
- Les met
34 slides
door
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
introductie: Inkomsten werven
March 2024
- Les met
20 slides
ICT
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
MAF 1.3 week 4 hoofdstuk 7 Financiering van de sociale zekerheid
February 2022
- Les met
25 slides
MAF
MBO
Studiejaar 1
Module 3 - keuze onderwerp 'Belastingen, loonheffingen en heffingskorting'
July 2024
- Les met
20 slides
door
LEF
Burgerschap
MBO
Studiejaar 1-4
Stichting Leven en Financiën (LEF)
MAF 1.3 week 2 hoofdstuk 7 Financiering van de sociale zekerheid
January 2023
- Les met
32 slides
MAF
MBO
Studiejaar 1
Hoofdstuk 6 paragraaf 2
July 2023
- Les met
12 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Loonstrookjes - belastingen
December 2023
- Les met
17 slides
Burgerschap
MBO
Studiejaar 2
Paragraaf 3 Loon- en inkomstenbelasting
May 2024
- Les met
18 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3