meedenken H7 en H8

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

meedenken H7 en H8

met terugblik op prehistorie en oudheid

In welk land begon de industriële revolutie?

1. Frankrijk
2. Duitsland
3. Nederland
4. Engeland

Waar begon de Industriële revolutie?

1. In de scheepsbouw
2. In de textielnijverheid
3. In de zadelmakerijen
4. In de landbouw

Noteer 2 redenen voor de snelle economische groei in Engeland in de tweede helft 19e eeuw.

1. goedkope grondstoffen uit koloniën
2. grote uitbreiding textielnijverheid
3. grote stijging landbouwproductie
4. groei slavenhandel

welke soort samenleving ontstond er door de I.R.?

1. een standensamenleving
2. een gelaagde samenleving
3. een homogene maatschappij
4. een klassenmaatschappij

Noem het belangrijkste verschil tussen een standensamenleving en een klassenmaatschappij.

De IR zorgde voor de komst van het kapitalisme want....

1. er werden weinig lonen betaald
2. de grote ondernemers wilden zoveel mogelijk winst halen
3. er was geen vrije marktwerking
4. in de fabrieken waren slechte omstandigheden

wat heb je nodig om als mensen bij elkaar te horen

1. zelfde taal, geschiedenis, cultuur
2. zelfde taal en grond
3. grondgebied
4. zelfde cultuur

wat verstaan we onder nationalisme

Door de Industriële revolutie was er behoefte aan

1. polders
2. grondgebied
3. gezelligheid
4. kolonies

Om welke economsche reden wilden landen kolonies hebben?

1. voor goedkope arbeiders
2. voor goedkope grondstoffen en afzetmarkt
3. voor goedkope grondstoffen en arbeiders
4. voor arbeiders en afzetmarkt

Om welke politieke reden wilde landen kolonies hebben?

1. het hebben van kolonies gaf aanzien
2. het hebben van kolonies leverde geld op
3. het superioriteitsgevoel van de europeanen
4. Het brengen van beschaving

hoe noemen we de vorm van koloniseren in verband met de IR?

1. modern nationalisme
2. modern imperialisme
3. nationalisme
4. imperialisme

Wat verstaan we onder verzuiling

1. het namaken van de zuilen uit de grieks-romeinse cultuur
2. de verdeling van de samenleving in een gelovige en ongelovige zuil
3. de schoolstrijd
4. de verdeling van de samenleving in 2 politieke en 2 religieuze zuilen

Welk kenmerkend aspect past er bij de opkomst van de sdap?

1. voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
2. de opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
3. discussies over de ‘sociale kwestie’
4. de opkomst van emancipatiebewegingen

waar ging de schoolstrijd over?

1. Het oprichten van christelijke scholen
2. de noodzaak voor het bestaan van christelijke scholen omdat openbare scholen slecht onderwijs gaven
3. gelijke financiering voor openbaar en christelijk onderwijs
4. ontzuiling

Wat past niet bij de levenswijze van jagers en verzamelaars?

1. vrouwen verzamelen mannen jagen
2. het gebruik van landbouwgereedschappen
3. het maken van grottekeningen
4. nomadenbestaan

Wat zorgde voor het ontstaan van vaste woonplaatsen?

1. bevolkingsgroei
2. klimaatverandering
3. verzuiling
4. overpopulatie

In Borger staat het grootste hunebed van Nederland. Wat weten wij van de makers door het bestaan van dit Hunebed?

1. ze trokken rond in kleine groepen
2. ze hadden een duidelijke taakverdeling
3. er waren meer mannen dan vrouwen
4. Ze hadden een vaste woonplaats

wat is geen gevolg van irrigatielandbouw?

1. het ontstaan vaste woonplaatsen
2. het schrift ontstond
3. specialiseren in verschillende beroepen
4. Er ontstonden sociale lagen

Wanneer houdt de prehistorie op?

1. als er koningen komen
2. als de landbouw begint
3. als de eerste steden ontstaan
4. als het schrift ontstaat

Wat verstaan we onder de pax romana?

1. de vrede binnen het Romeinse rijk
2. de vrede tussen de Germaanse stammen
3. de val van het Romeinse rijk
4. de volksverhuizingen

Wat is geen uiting van de klassieke vormentaal?

1. toga dragen
2. badhuis
3. zuilen
4. kerktoren

Wat is geen monotheïstisch geloof?

1. De Islam
2. Het Christendom
3. Het Jodendom
4. het geloof van de Grieks-Romeinse cultuur

Wat leidde tot de val van het Romeinse Rijk?

1. Bevolkingsgroei onder de Germanen
2. minder soldaten onder de Germanen
3. minder soldaten om het rijk te beschermen
4. Bevolkingsgroei onder de Romeinen

Waar wonen horigen?

1. in de stad
2. op een domein
3. hebben een zwervend bestaan
4. in een dorp

Wie is niet de baas van een horige?

1. een abt van een klooster
2. een adelijke heer
3. de koning
4. een gilde

Hoe noemen we het stelsel met leenheren, leenmannen en vazallen?

1. hofstelsel
2. domein
3. ecologisme
4. feodalisme

waar ontstonden geen nieuwe steden?

1. bij een burcht
2. bij een belangrijke weg
3. op een eiland
4. bij een rivier

Wat is geen stadsrecht?

1. het recht een muur om de stad te bouwen
2. het recht om zelf recht te spreken
3. het recht om een kerk te bouwen
4. het recht om zelf de stad te verdedigen