2K - Spelling H3: Lastige werkwoordsvormen

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K

Vandaag...
- Stillezen
- Spelling H3 - lastige werkwoordsvormen

Leerdoel:
- Ik kan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd
op -d en -dt correct spellen


Huiswerk donderdag 20 januari:
 -Maken: H3 Spelling: lastige werkwoordsvormen)

Huiswerk dinsdag 25 januari:
Repetitie Spelling hoofdstuk 1, 2 en 3


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemiddag klas 2K

Vandaag...
- Stillezen
- Spelling H3 - lastige werkwoordsvormen

Leerdoel:
- Ik kan de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd
op -d en -dt correct spellen


Huiswerk donderdag 20 januari:
 -Maken: H3 Spelling: lastige werkwoordsvormen)

Huiswerk dinsdag 25 januari:
Repetitie Spelling hoofdstuk 1, 2 en 3


Slide 1 - Tekstslide

timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Dictee
Pak pen en papier, schrijf de correcte vorm over:

a De leerling-verpleegster ... (verbinden) de wond zo zorgvuldig mogelijk.
b Na een moeizaam begin ... (werken) Maurice nu hard voor een mooi cijfer.
c ... (vertrouwen) jij Era jouw nieuwe spijkerjack toe?
d Morgen ... (worden) jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.



Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht (antwoorden)
Pak pen en papier, schrijf de correcte vorm over:

a De leerling-verpleegster verbindt de wond zo zorgvuldig mogelijk.
b Na een moeizaam begin werkt Maurice nu hard voor een mooi cijfer.
c Vertrouw jij Era jouw nieuwe spijkerjack toe?
d Morgen word jij om 9.00 uur verwacht bij de orthodontist.

Tip: gebruik smurfen of lopen



Slide 4 - Tekstslide

Lastige werkwoordsvormen: -d of -dt

Bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt) hoor je vaak niet of je het werkwoord met een -d, -t of met -dt schrijft. Het klinkt immers hetzelfde. De regel is als volgt:


Bij ik of jij achter het ww schrijf je alleen de ik-vorm

Bij jij voor het ww en hij, zij, u en het schrijf je ik-vorm + t:

Ik raad - hij raadt

vind jij - zij vindt


Tip: Vul het werkwoord 'bakken' in op de plaats van het oorspronkelijke ww en je hoort 

of je een -t moet schrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Vergelijk met 'bakken' 
De ik-vorm van lopen is bak.
De ik-vorm van antwoorden is antwoord.
De ik-vorm van sparen is spaar.

ik bak - ik antwoord - ik spaar
bak jij? - antwoord jij? - spaar jij?
jij bakt - jij antwoordt - jij spaart
hij bakt - hij antwoordt - hij spaart
bakt hij? - antwoordt hij? - spaart hij?

Slide 6 - Tekstslide

-d of -dt?
-dt kan nooit als er in het hele werkwoord geen d zit.

jij verbouwdt is dus fout!!!! 
Want: hele ww is verbouwen

-en eraf + t = verbouwt (tt)

Slide 7 - Tekstslide

-d of -dt?
-dt kan dus alleen bij woorden waar al een -d in zit (maar niet altijd!)

- branden
- laden
- worden

Wat gebeurt er als jij achter de pv komt?

Ik 
Jij (ervoor)
Hij
brand
brandt
brandt
laad
laadt
laadt
word
wordt
wordt
bak
bakt
bakt
Dit kan verwarren of verduidelijken: je schrijft dus een ww niet met -dt maar je zet een -t achter de ik-vorm.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Werkwoordsvormen en werkwoordstijden
Een werkwoord heeft verschillende werkwoordsvormen:
  • infinitief (inf): rennen
  • persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt): ik ren, jij rent, wij rennen
  • persoonsvorm verleden tijd (pvvt): rende, renden, 
  • voltooid deelwoord (vd): gerend
  • onvoltooid deelwoord (od): rennend
  • bijvoeglijk naamwoord (bv): rennende jongen
  • gebiedende wijs: ren

Slide 10 - Tekstslide

Oefenen

Slide 11 - Tekstslide

Jesse (worden) bijna 10
A
word
B
wordt

Slide 12 - Quizvraag

(worden) Jesse bijna 10?

(tip: vervang door lopen of smurfen)
A
word
B
wordt

Slide 13 - Quizvraag

Hij (bevrijden) de orka uit het dolfinarium.
A
bevrijd
B
bevrijdt

Slide 14 - Quizvraag

(bevrijden) hij de orka uit het dolfinarium?
A
bevrijd
B
bevrijdt

Slide 15 - Quizvraag

Jij (laden) mijn telefoon op.
A
laad
B
laadt

Slide 16 - Quizvraag

(antwoorden) jij voor mijn beurt?
A
antwoord
B
antwoordt

Slide 17 - Quizvraag

Check:
Schrijf het juiste antwoord op:

1. (verbranden) je vader zijn rommel?
2. Ik (raden) je aan goed te leren voor de toets. 
3. Hij (melden) zich bij de balie van het gemeentehuis. 
4. (landen) het vliegtuig op de polderbaan?
5. (vermoeden) jij onrecht?

Slide 18 - Tekstslide

Check (antwoorden):
Schrijf het juiste antwoord op:

1. Verbrandt je vader zijn rommel?
2. Ik raad je aan goed te leren voor de toets. 
3. Hij meldt zich bij de balie van het gemeentehuis. 
4. Landt het vliegtuig op de polderbaan?
5. Vermoed jij onrecht?

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk (nu aan de slag)
Maak van spelling H3 lastige werkwoordsvormen:
Alle opdrachten

Slide 20 - Tekstslide