Herhalingsles inflatie 5BO

Herhaling level 3 
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieSecundair onderwijs

In deze les zit 17 slide, met interactieve quiz en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Herhaling level 3 

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent 'inflatie' volgens de cursus?
A
Een algemene daling van de prijzen
B
Een stijging van het gewogen gemiddelde van het algemene prijspeil
C
Een verandering in de waarde van geld
D
Een vermindering van koopkracht

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent ‘gewogen gemiddelde’ in de context van inflatie?
A
Dat niet alle producten even zwaar doorwegen
B
Dat alle producten even zwaar doorwegen
C
Dat de prijzen van alle producten gelijk blijven
D
Dat producten met een lagere prijs belangrijker zijn

Slide 3 - Quizvraag

Welke producten wegen zwaarder in de berekening van inflatie?
A
Producten zoals suiker
B
Elektriciteit en andere vaste kosten
C
Niet-essentiële diensten
D
Producten zoals frisdrank

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebruikt de FOD
Economie om de inflatie
te meten?

Slide 5 - Woordweb

Hoe vaak voert de FOD Economie een huishoudbudgetonderzoek uit?
A
Elk jaar
B
Een keer per twee jaar
C
Twee keer per jaar
D
drie keer per jaar

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een negatieve inflatie?
A
Als prijzen stijgen met meer dan 2%
B
Als prijzen stijgen tot 2%

Slide 7 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de lonen
in België wanneer een hoge inflatie
een tijdje aanhoudt?

Slide 8 - Woordweb

Wat is het verschil tussen consumptieprijsindex en gezondheidsindex?

Slide 9 - Open vraag

Wat zijn de oorzaken van inflatie?

Slide 10 - Open vraag

Welke oorzaak is dit?

Slide 11 - Tekstslide

Welke oorzaak is dit?
Waaraan zie je dat?

Slide 12 - Woordweb

Welke oorzaak is dit?

Slide 13 - Tekstslide

Welke oorzaak is dit?
Waaraan zie je dat?

Slide 14 - Woordweb

Geef een voorbeeld van een vraaginflatie:

Slide 15 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een kosteninflatie:

Slide 16 - Open vraag

Wat was weer de formule om de hoeveelheid producten te berekenen?

Slide 17 - Open vraag