L'adjectif

BONJOUR !!!
Adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

BONJOUR !!!
Adjectif qualificatif 
Ofwel: het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Je geheugen opfrissen:

  • wat is een adjectif ?
  • hoe pas je het aan aan het zelfstandig naamwoord?
  • wat is de plaats in de zin?
  • en welke uitzonderingen zijn er ook al weer? 
  • Dan: oefenen!

Slide 2 - Tekstslide

Adjectif - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord
C'est une robe bleue.
Het komt ook vaak na een koppelwerkwoord (en dan vooral vaak na een vorm van het werkwoord 'zijn').
La robe est bleue

Slide 3 - Tekstslide

Het adjectif past zich aan
In het Frans verandert het bijvoeglijk naamwoord zodat het bij het zelfstandig naamwoord past (dat mannelijk, vrouwelijk en/of meervoud is). 

Le jean est bleu
La robe est bleue

Slide 4 - Tekstslide

BASIS = REGELMATIG

                                mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    -                                          e

meervoud                    -s                                      -es

MAAR: (1) als er al een e staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un jeune garçon - une jeune fille

MAAR: (2) als er al een s staat op het eind, komt er GEEN extra e achter: un éléphant gris - deux éléphants gris 




Slide 5 - Tekstslide

dus...
We nemen als voorbeeld GROEN = VERT

le sac vert                           -> mannelijk enkelvoud
la voiture verte                 -> vrouwelijk enkelvoud
les sacs verts                    -> mannelijk meervoud
les voitures vertes          -> vrouwelijk meervoud

Slide 6 - Tekstslide

Cherchez l'adjectif:
Zoek het bijvoeglijk naamwoord en leg uit (of in stilte in je hoofd, of hardop samen met je buurman/-vrouw) hoe het is aangepast aan het zelfstandig naamwoord. 
  1. Ma chambre est petite.
  2. Mon père est intelligent.
  3. Utrecht est une grande ville. 
  4. Le prof a les cheveux blonds.
  5. Tu as aussi les yeux bleus?

Slide 7 - Tekstslide

Le chat est ....
A
grand
B
grande

Slide 8 - Quizvraag

Les filles sont ...
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies

Slide 9 - Quizvraag

ONREGELMATIG 
-ON WORDT -ONNE                           BON / BONNE
-EN WORDT -ENNE                             ITALIEN / ITALIENNE
-EUX WORDT -EUSE                          HEUREUX / HEUREUSE
-IF WORDT -IVE                                    SPORTIF / SPORTIVE
-ER WORDT -ÈRE                                 PREMIER / PREMIÈRE
Dit geldt voor alle woorden met deze letters op het einde!

Slide 10 - Tekstslide

NOG ONREGELMATIGER
M                                      V                             MMV                  VMV
beau (mooi)               -> belle                  -> beaux             -> belles
nouveau (nieuw)     -> nouvelle          -> nouveaux      -> nouvelles
long (lang)                  -> longue           -> longs.              -> longues
vieux (oud)                  -> vieille             -> vieux               -> vieilles

Slide 11 - Tekstslide

C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 12 - Quizvraag

C'est une (...) histoire
A
long
B
longue
C
longs
D
longues

Slide 13 - Quizvraag

PLAATS VAN HET ADJECTIF
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
C'est une personne gentille
Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen. 
C'est une haute montagne
Deze moet je uit je hoofd leren: 

Slide 14 - Tekstslide

beau
bon
joli

haut
long
petit 

en alle rangtelwoorden:
jeune 
vieux
grand

nouveau 
mauvais
méchant

premier, deuxième, etc. 


 

Slide 15 - Tekstslide

Résumé
  • wat is een adjectif in het Nederlands?
  • waar zegt het adjectif iets over?
  • hoe vorm je een adjectif?
  • gaat dat altijd zo? 
  • waar staat het adjectif, ervoor of erna



Slide 16 - Tekstslide

Au travail 

Exercice 11B, 11C en 11D

COMMENCEZ !

Fini? --> ex 15 + 16

Slide 17 - Tekstslide

Les devoirs

Maak ex 17. Lever in via teams vóór de les op 28/09.

Slide 18 - Tekstslide