12.3 + 12.4 evolutie en verwantschap

H2A startklaar: leerboek, schrift, laptop, jas uit, telefoon in de bak.
timer
5:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H2A startklaar: leerboek, schrift, laptop, jas uit, telefoon in de bak.
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

12.3 + 12.4 evolutie en verwantschap

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Zijn de soorten die we nu op aarde zien er altijd al geweest? En zullen ze voor altijd hetzelfde blijven?
Ja
Nee
Weet niet

Slide 4 - Poll

Evolutie  
Het ontstaan van nieuwe soorten organismen: soortvorming.

Soort: organismen die sterk op elkaar lijken en onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.

Verschillende soorten kunnen dus geen DNA uitwisselen; daardoor blijven het verschillende soorten.

Slide 5 - Tekstslide

Evolutie (soortvorming)
Gebeurt door veranderingen in de natuur (omgeving).

Abiotische factoren kunnen veranderen; temperatuur, hoeveelheid regen, wind etc.

Biotische factoren kunnen veranderen; nieuwe voedselbron, nieuwe roofdieren, ziektekiemen etc.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe kan een nieuwe soort ontstaan?
1. Door variatie binnen een populatie van een soort.
Variatie door: kleine verschillen in de genen
2. Bepaalde varianten hebben een voordeel in de veranderde natuur; een nieuwe eigenschap geeft meer fitness.

3. Natuurlijke selectie: de variant heeft een grotere kans om genen door te geven aan de volgende generatie.
4. Uiteindelijk paart de variant niet meer met oorspronkelijke soort.

Slide 7 - Tekstslide

Beschrijf een voorbeelden waardoor een nieuwe soort niet meer met de oorspronkelijke soort kan voortplanten.

Slide 8 - Open vraag

De nieuwe soort kan niet meer met de oorspronkelijke soort voortplanten.
1. Ze leven in verschillende gebieden: ze komen elkaar niet meer tegen.
2. Ze zijn op verschillende tijdstippen vruchtbaar.
3. Gedrag: ze begrijpen elkaars baltsgedrag niet meer. (paringsdans)

Slide 9 - Tekstslide

Welke variant heeft de meeste fitness als het steeds kouder wordt?
A
Het bruine konijn
B
Het grijze konijn
C
Het witte konijn
D
Weet niet

Slide 10 - Quizvraag

Welke varianten binnen een populatie olifanten hebben tegenwoordig de meeste fitness?
A
met de grootste slagtanden
B
met de kleinste slagtanden
C
met de grootste oren
D
met de kleinste oren

Slide 11 - Quizvraag

Wat kan een voorbeeld zijn van natuurlijke selectie?
A
Een nieuw roofdier in het leefgebied
B
Een nieuwe voedselbron in het leefgebied
C
Schaarste van drinkwater
D
Een stijgende temperatuur

Slide 12 - Quizvraag

Wat is evolutie?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de definitie van SOORT?
A
Verschillende soorten kruisen niet met elkaar...
B
Individuen van 1 soort begrijpen elkaar het best...
C
Organismen die op elkaar lijken en samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
D
Verschillende soorten kunnen geen vruchtbare nakomelingen krijgen...

Slide 14 - Quizvraag

Waardoor kan variatie ontstaan binnen een groep organismen van dezelfde soort?
A
Door verschillende voeding
B
Door verschillende combinaties van chromosomen...
C
Door kleine veranderingen in de genen
D
Door verschillende leefomgeving

Slide 15 - Quizvraag

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn. Is hier sprake van selectie?
A
Ja, kunstmatige selectie
B
Ja, natuurlijke selectie
C
Nee
D
Weet niet

Slide 16 - Quizvraag

H2A startklaar: schrift, laptop, jas uit, telefoon in de bak.
timer
5:00

Slide 17 - Tekstslide

12.3 + 12.4 evolutie en verwantschap

Slide 18 - Tekstslide

Welke dieren hebben de minste verwantschap?
A
Slijmprik en vissen
B
Slijmprik en reptielen
C
Zoogdieren & reptielen
D
Zoogdieren en vogels

Slide 19 - Quizvraag

Verwantschap
Leefde de gemeenschappelijke voorouder van 2 soorten lang geleden of kort geleden?

Sterk verwant: gemeenschappelijk voorouder leefde kort geleden.
Ver verwant: gemeenschappelijke voorouder leefde lang geleden.

Slide 20 - Tekstslide

Verwantschap onderzoeken
1. vergelijken van lichaamsbouw: skelet

2. vergelijken van cellen of DNA

Slide 21 - Tekstslide

Homologie: de basisvorm is hetzelfde. De ledematen zijn aangepast voor verschillende taken.

Slide 22 - Tekstslide

Analogie: de basisvorm is niet hetzelfde. Toch ontstaat dezelfde aanpassing; een staart om mee te zwemmen.

Slide 23 - Tekstslide

Rudimenten: onderdelen van het lichaam die geen taak meer hebben, maar die informatie bieden over de voorouder.

Slide 24 - Tekstslide

Hoe lang geleden leefde de gemeenschappelijke voorouder van Mens en Bonobo's?
A
25 miljoen jaar geleden
B
15 miljoen jaar geleden
C
7 miljoen jaar geleden
D
5 miljoen jaar geleden

Slide 25 - Quizvraag

evolutie bij de mens
1. het kunnen verteren van koemelk
voordeel: een nieuwe voedselbron gebruiken

2. kleinere hersenen bij mensen in de grote stad
voordeel: kost minder energie/minder voedsel

Slide 26 - Tekstslide

opdracht: evolutionair voordeel
Zoek uit (op internet): Wat is het voordeel van?

1. Rechtop lopen op twee benen.
2. Een naakte huid met veel zweetklieren.
3. Gebruik van taal (door grote hersenen).
4. Het geven van borstvoeding aan de baby.
Afsluiten: bespreken in de klas, leerlingen luisteren naar elkaar!
timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide