herhaling persoonlijke voornaamwoorden 3e naamval (les 5 Kap 9 2Havo)

Kurzer Rückblick letzter Stunde


Wortschatz (zum Thema Einkaufen).
Persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) in de 3e naamval.

Neu: Voorzetsels (Präpositionen) voor de 3e naamval .


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Kurzer Rückblick letzter Stunde


Wortschatz (zum Thema Einkaufen).
Persoonlijke voornaamwoorden (Personalpronomen) in de 3e naamval.

Neu: Voorzetsels (Präpositionen) voor de 3e naamval .


Slide 1 - Tekstslide

ein Paar Wörter der Lernliste

Slide 2 - Tekstslide

übersetze:
contant

Slide 3 - Open vraag

übersetze:
duur

Slide 4 - Open vraag

überstetze:
de euro

Slide 5 - Open vraag

übersetze:
de melk

Slide 6 - Open vraag

übersetze:
pinnen

Slide 7 - Open vraag

Pesonalpronomen im 3. Fall

Slide 8 - Tekstslide

Welche Personalpronomen im 3. Fall gibt es?

Slide 9 - Woordweb

Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 10 - Sleepvraag

Gehst du mit ...... (ons) nach Berlin?
A
wir
B
ons
C
uns
D
sie

Slide 11 - Quizvraag

Du bist mit ..... (hem) zu Besuch.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 12 - Quizvraag

Mit ..... (haar) rede ich nicht mehr.
A
sie
B
ihr
C
ihn
D
ihm

Slide 13 - Quizvraag

jou in de 3e naamval =

Slide 14 - Open vraag

zij meervoud in de 3e naamval =

Slide 15 - Open vraag

jullie in de 3e naamval =

Slide 16 - Open vraag

und was werden wir jetzt machen….
Jetzt lernen wir noch 
ein bisschen mehr zum 3. Fall

übersetze nächste Präpositionen auf Niederländisch, benutze ein Wischbrett. Ihr dürft mit dem Nachbarn zusammen arbeiten.


Slide 17 - Tekstslide

Die Regel entdecken:
wat betekenen de voorzetsels in de volgende zinnen?
  1. Milch kommt von der Kuh .
  2. Kommst du um fünf zu mir?
  3. Ich gehe mit euch in die Stadt.
  4. Dieser Film wurde von Disney produziert.
  5. Die Eisdiele hat seit zwei Wochen geöffnet.
  6. Sie sind nach mir an der Reihe (aan de beurt).
  7. Ich nehme zwei Euro aus meiner Portmonee.
  8. Bei diesem Bäcker kauft man zehn Brötchen für drei Euro.

Slide 18 - Tekstslide

Antworten:
  1. Milch kommt von der Kuh .                     (van)
  2. Kommst du um fünf zu mir?                (naar, bij personen)
  3. Ich gehe mit euch in die Stadt.          (met)
  4. Dieser Film wurde von Disney produziert.            (van/door)
  5. Die Eisdiele hat seit zwei Wochen geöffnet.       (sinds)
  6. Sie sind nach mir an der Reihe (aan de beurt).   (na)
  7. Ich nehme zwei Euro aus meiner Portmonee.     (uit)
  8. Bei diesem Bäcker kauft man zehn Brötchen für drei Euro.  (bij)

Neem nu deze antwoorden ook over in je Arbeitsbuch S. 116 (Aufgabe 21)

Slide 19 - Tekstslide