Tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en 
signaalwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 85 min

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden en 
signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Leerdoelen:
  1. Aan het eind van de les weet je met welke verbindingsmanieren je een alinea kan verbinden.
  2. Aan het eind van de les weet je welke tekstverbanden er zijn.
  3. 2. Aan het eind van de les kan je zinsverbanden en tekstverbanden herkennen in een tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Welke signaalwoorden
ken je al?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Alineaverbanden
Signaalwoorden
Een signaalwoord staat in het begin van de alinea en geeft de lezer een seintje over het soort tekstverband. Bijvoorbeeld: maar, ten eerste, ten tweede, verder, daarnaast.
Herhaling
Aan het begin van een nieuwe alinea worden woorden of groepen woorden uit de vorige alinea herhaald. Dat gebeurt soms in dezelfde, maar vaak in andere woorden.

Slide 6 - Tekstslide

Alineaverbanden
Overgangszinnen met een verwijzing
Overgangszinnen staan meestal aan het begin van een alinea. In een van de zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, vaak in de vorm van verwijswoorden zoals die, dat, deze, hiermee, hiervan, zulke, zo’n, enzovoort.
Aankondigende zinnen
Een aankondigende zin staat meestal aan het eind van een alinea en vertelt wat je verderop in de tekst kunt verwachten.

Slide 7 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
tekstverband
signaalwoorden
chronologisch
daarna, vervolgens, dan
opsommend
ten eerste, ook, bovendien
tegenstellend
maar, echter, in tegenstelling tot
toelichtend
bijvoorbeeld, zo, neem nou
concluderend
dus, daarom, concluderend, dat houdt in
redengevend (waarom iemand iets doet)
omdat, daarom, dus, want, dankzij
oorzakelijk (waardoor iets gebeurt)
doordat, daardoor, als gevolg van
doel-middel
opdat, zodat, om te, door middel van
vergelijkend
zoals, in vergelijking met, als, evenals...
samenvattend
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

oorzaak-gevolg
middel-doel
reden
tegen-stelling
voorbeeld
doordat
want
Zo
daarmee
namelijk
echter
zodat
om te...
bijvoorbeeld

Slide 10 - Sleepvraag

Je ziet tekstverbanden en signaalwoorden door elkaar. Zoek de woorden die bij elkaar horen.
Net als
Als
Kortom
Omdat
Maar
Samenvattend
Tegenstellend
Vergelijkend
Voorwaarde
Tijd

Slide 11 - Sleepvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor samenvatting?
A
al met al
B
dus
C
ten slotte
D
met andere woorden

Slide 12 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
omdat
C
bijvoorbeeld
D
maar

Slide 13 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een voorwaarde?
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen tekstverband bij signaalwoorden?
A
Opsomming
B
Doel-middel
C
Verleden
D
Voorwaarde

Slide 15 - Quizvraag

TEKSTVERBANDEN EN SIGNAALWOORDEN

Wat is een tekstverband?
A
Je verbindt twee teksten met elkaar
B
Je geeft het verband tussen inleiding en slot aan
C
Je geeft aan wat het belangrijkste in een tekst is
D
Je verbindt zinnen en alinea's met elkaar

Slide 16 - Quizvraag

Een samenvattend tekstverband heeft signaalwoorden als:
A
kortom, om kort te gaan, samenvattend, al met al
B
omdat, maar, vanwege
C
om tot slot te komen,
D
voordat, nadat, achteraf

Slide 17 - Quizvraag

Bij alle signaalwoorden plaats je een komma voor het signaalwoord.
Behalve bij het signaalwoord .......
A
maar
B
en
C
of
D
want

Slide 18 - Quizvraag

Tekstverbanden, het signaalwoord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 20 - Quizvraag

Kortom, dit was de les over tekstverbanden en signaalwoorden.
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband

Slide 21 - Quizvraag

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor'chronologisch'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 22 - Quizvraag

Schrijf een (net) verhaaltje van 5 zinnen waar minimaal twee signaalwoorden in voorkomen.

Slide 23 - Open vraag

Oefenen
Ga naar de link in je mail
  1. Maak oefeningen tekst
  2. Maak deeloefeningen 1, 2 en 3
  3. Maak de oefening verdieping
  4. Maak de eindtoets

Dit is ook hele goede oefening voor de toets!

Slide 24 - Tekstslide