Schrijven: schrijfdoel, doelgroep, (in)formeel

Nederlands
  • Terugblik luisteren
  • Instructie schrijfdoel & doelgroep
  • Opdrachten maken + nakijken
  • Korte tekst schrijven 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
  • Terugblik luisteren
  • Instructie schrijfdoel & doelgroep
  • Opdrachten maken + nakijken
  • Korte tekst schrijven 

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik luisteren
Maak een simpele tekening (die 'iedereen' na kan maken)
  • A omschrijft zijn/haar tekening
  • B tekent dit na
  • Draai de rollen om
  • Bekijk en vergelijk het resultaat

Slide 2 - Tekstslide

Schrijfdoel + doelgroep
Schrijfdoelen: wat wil ik met de tekst?
Doelgroep: Wat is dat? + formeel en informeel taalgebruik

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfdoelen
  • Doel dat je wil bereiken met de tekst
  • Waarom? Makkelijker tekst te schrijven + beter te begrijpen voor lezer
  • Voordat je begin met schrijven:
      Informatie verzamelen en deelvragen bedenken > Wat moet lezer weten

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

^ Informeren
^ Activeren
^ Instructie geven
^ Overtuigen
Amuseren >

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het schrijfdoel van een
Ikea handleiding:
A
Amuseren
B
Informeren
C
Activeren
D
Instructie geven

Slide 7 - Quizvraag

Wat valt onder het schrijfdoel 'Informeren'?
A
Reclame folder
B
Recensie
C
Nieuwsitem in krant
D
Gebruiksaanwijzing

Slide 8 - Quizvraag

Doelgroep - wat is dat?
  • = Groep mensen waar voor je schrijft
  • Goed beeld krijgen van doelgroep
  • Onderzoeken
  • Inleven en taalgebruik op afstemmen
  • Tekst wordt doelgerichter en duidelijker

Slide 9 - Tekstslide

Kinderen
Pubers
Mannen
Ouderen
Vrouwen
Zakenmensen

Slide 10 - Tekstslide

Bekijk deze
afbeelding
goed....
timer
0:10

Slide 11 - Tekstslide

Voor welke doelgroep is de
advertentie geschreven?
A
Patiënten
B
Buurtbewoners
C
Ouderen
D
Medewerkers

Slide 12 - Quizvraag

Informeel taalgebruik
  • Niet-zakelijke en lossere manier van schrijven
  • Mensen die je goed kent, vrienden, leeftijdsgenoten
  • Spreekt de lezer aan met 'je'
  • Lijkt op spreektaal > eenvoudigere woorden.
  • Vb: Ik stuur je zo een reactie op jouw mail

Slide 13 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
  • Zoals gezegd: taalgebruik afstemmen op doelgroep
  • Zakelijke, officiële, plechtige manier van schrijven
  • Mensen die je niet (goed) kent of ouder zijn dan jij
  • Beleefd spreken, 'u' en bv. achternaam gebruiken
  • Vb: We beantwoorden uw mail zo spoedig mogelijk

Slide 14 - Tekstslide

Hoe zou jij een formele brief aan
Anja Jansen beginnen?

Slide 15 - Open vraag

Ik schrijf een e-mail naar mijn broer van 22 jaar. Doe ik dat op een formele of informele manier?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quizvraag

Een informele tekst lijkt meer op spreektaal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Opdrachten
  • Lees 4.1 en 4.2 door
  • Maak opdracht 3 en 4 in je werkboek
  • Nakijken

Slide 18 - Tekstslide

Schrijf een instruerende tekst
  • Schrijf een (korte) instruerende tekst
  • schrijfdoel: veters strikken (of een andere handeling die we nu kunnen uitvoeren)
  • doelgroep: medestudenten
  • Een andere student voert de handelingen exact (!) uit zoals jij ze omschrijft.

Slide 19 - Tekstslide