A4 Frans FO 27 oktober 2021

A4 Frans FO, le 27 octobre
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

A4 Frans FO, le 27 octobre

Slide 1 - Tekstslide

Planning 27/10: 
Extra oefenen mbv Lessonup voor VT unité 1 LS: inloggen!

- bijvoeglijk naamwoord
- regelmatige ww op -er
- onregelmatige ww aller, avoir, être en faire
- telwoorden, kloktijden en data

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Welk bijvoeglijk naamwoord is juist?
J'adore les plantes ...?...
A
vert
B
verts
C
verte
D
vertes

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent de zin uit de vorige vraag eigenlijk...?
A
Ik hou van mooie planten.
B
Ik ben gek op groene planten.
C
Ik ben dol op mooie planten.
D
Ik hou van groene planten.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Of................
Je kunt het ook zó onthouden:

De bijvoeglijke naamwoorden die in het Frans ervoor komen zijn:
- veel voorkomend
- kort (niet langer dan 2 lettergrepen)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Nog een paar controlevragen...

Slide 15 - Tekstslide

Het bv.nw. GRAND komt achter het zn.
A
vrai
B
faux

Slide 16 - Quizvraag

Welke vertaling is juist voor
'wat een leuk meisje!'
A
Quelle jolie fille!
B
Quelle fille jolie!
C
Quelle joli fille!
D
Quelle fille joli!

Slide 17 - Quizvraag

Welke vertaling is juist voor:
de rode auto
timer
0:10
A
la rouge voiture
B
la voiture rougee
C
la voiture rouge
D
la rougee voiture

Slide 18 - Quizvraag

Twee mooie boeken.
Deux ....... livres........
A
Deux beau livres.
B
Deux livres beaux.
C
Deux beaux livres.
D
Deux belles livres.

Slide 19 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden -er
Leer de vervoeging (nogmaals ;) uit het hoofd:
je >            -e
tu >           -es
il* >           -e
nous>      - ons
vous >     -ez
ils* >        -ent            (Dit is zó simpel: daar is geen oefening van...)

Slide 20 - Tekstslide

Les verbes irréguliers
aller, avoir, être et faire

Slide 21 - Tekstslide

Welke vervoegingen kloppen
(aller en avoir) ?
A
je vais, tu va, il vas
B
j'ai, tu as, il a
C
je vas, tu vais, il va
D
j'ai, tu a, il as

Slide 22 - Quizvraag

Welke vervoegingen kloppen
(faire en être)?
A
nous fairons, vous faites, ils font
B
nous sommes, vous êtez, ils sont
C
nous faisons, vous faitez, ils font
D
nous sommes, vous êtes, ils sont

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de correcte datum in het Frans?
A
1er octobre
B
1. Octobre
C
le 1er octobre
D
le 1er Octobre

Slide 24 - Quizvraag

12.15 uur 's middags = in het Frans
A
midi et demie
B
midi et quart
C
minuit et demie
D
minuit et quart

Slide 25 - Quizvraag

Als ik een periode moet aangeven doe ik dat als volgt: "je suis disponible ........"
A
de 15 Septembre à 12 Novembre
B
de 15 septembre à 12 novembre
C
du 15 Septembre à 12 Novembre
D
du 15 septembre au 12 novembre

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Leren voor de toetsweek:
- Frans
- Ander vak

Slide 28 - Tekstslide

pour la semaine d'épreuves!

Slide 29 - Tekstslide