In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Cours du 14-06
Slide 1 - Tekstslide
Programme
- répéter (30 min)
- 'bijvoeglijk naamwoord'
- Oefenen met bijv. naamwoord
- Nabespreken oefenblad
- Oefenen met werkwoorden être, avoir, aller en faire + regelmatige ww op -er
- Lire! (15 min)
- Afsluiten ( 5 min)
- Vragen?
- Devoirs
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Na de les kan ik een eigenschap in de juiste vorm aan een zelfstandig naamwoord toevoegen.
Na de les, ken ik de onregelmatige vormen van 'avoir, aller, être en faire'
Slide 3 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Weet je nog?
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan.
Bijvoeglijke naamwoorden staan in het Frans vaak achter een zelfstandig naamwoord.
Slide 4 - Tekstslide
Hoeveel soorten bijv. nw ken jij? Noem ze op in het NL:
Slide 5 - Woordweb
Vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
In het Frans past het bijv. nw zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
La fille est jolie
Les filles sont jolies
Le garçon est joli
Les garçons sont jolis
Algemene regel:
Slide 6 - Tekstslide
Even oefenen
Kies één bijvoeglijke naamwoord per onderstaand zelfstandig naamwoord en vertaal ze naar het Frans.
Zet in de juiste vorm. Kijk goed naar waar het bijv. nw op eindigt en bepaal of je de algemene regel moet gebruiken, of dat je te maken hebt met een uitzondering
Grand: La maison (v) _______________ (Het grote huis)
Aimable: Les copains (m) _____________ (De aardige vrienden)
Brun: Les voitures (v) _____________ (De bruine auto's)
Slide 7 - Tekstslide
Au travail!
Nu is het aan jullie. Maak de oefeningen van het oefenblad.
We gaan ze daarna nabespreken.
Klaar? leer de algemene regel en de uitzonderingen.
(havo vwo 2A, p.70 en havo vwo 1B, p.36-37)
timer
10:00
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
avoir, être, aller en faire.
Avoir =hebben Être =zijn Aller =gaan Faire =doen/maken
J'ai Je suis Je vais Je fais
Tu as Tu es Tu vas Tu fais
Il/elle on a Il/elle/ on est Il/elle/on va Il/elle/on fait
Nous avons Nous sommes Nous allons Nous faisons
Vous avez Vous êtes Vous allez Vous faites
Ils/elles ont Ils/elles sont Ils/elles vont Ils/elles font
Slide 10 - Tekstslide
Werkwoorden op -er
Weet je nog:
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -er
nager, parler, chanter, danser, etc.
Als je deze letters weghaalt, dan houd je de stam over en kun je de vormen vervoegen:
nag..., parl..., chant..., dans..., etc.
Slide 11 - Tekstslide
Dit levert het volgende stappenplan op:
Habiter (=wonen)
stap 1: habiter - er = habit...
stap 2: stam + uitgangen
je/j' habit... +e
tu habit... +es
il habit... +e
nous habit... +ons
vous habit... +ez
ils habit... +ent
We gaan de volgende werkwoorden eens samen vervoegen volgens het stappenplan:
- parler, tu
- marcher, nous
- chanter, vous
Slide 12 - Tekstslide
Maintenant, c'est à vous:
Oefenen van de werkwoorden via Verbuga.eu. Kijk mee!