Modale werkwoorden verleden tijd

De modale werkwoorden in de
VERLEDEN TIJD (herhaling)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

De modale werkwoorden in de
VERLEDEN TIJD (herhaling)

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel

1. Je kunt de modale werkwoorden in de verleden tijd vervoegen en vertalen

Slide 2 - Tekstslide

Maak de zin af:
Modale werkwoorden hebben in de verleden tijd nooit_______
A
klankverandering
B
een Umlaut
C
een uitgang
D
alle 3 de voorgaande mogelijkheden.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is geen modaal werkwoord?
A
dürfen
B
müssen
C
können
D
gehen

Slide 4 - Quizvraag

Modale werkwoorden( vt )
_____ Sie wie spät es ist?
A
Wüssten
B
Wusste
C
Wussten
D
Wusstest

Slide 5 - Quizvraag

Modale werkwoorden
können
müssen
wollen
wissen
dürfen
sollen
mogen, toestemming hebben 
weten
kunnen
willen
moeten 
( noodzaak)
moeten (bevel)

Slide 6 - Sleepvraag

Vul de verleden tijd van "dürfen" in.
Du.......das Auto hier doch nicht parken?
A
durftest
B
durften
C
durftet
D
durfte

Slide 7 - Quizvraag

Vul de verleden tijd van "können" in.
Ich............dir nicht helfen.
A
konnte
B
konntet
C
konnten
D
konntest

Slide 8 - Quizvraag

Vul verleden tijd van "wollen" in.
Sie(ev)..............den Termin verschieben.
A
wollten
B
wollte
C
wolltet
D
wolltest

Slide 9 - Quizvraag

Vul de verleden tijd van "wissen" in.
............ihr, wo er gestern war?

Slide 10 - Open vraag

Vul de verleden tijd van "müssen" in.
Sie( =U ).............sofort nach Hause.

Slide 11 - Open vraag

Oefenopdrachten
Ga naar Neue Kontakte online, Wiederholung A, Wiederholung 3

Alles af? Geen vragen meer hierover? Ga dan aan de slag met het leren van de woorden van hoofdstuk 4!

Slide 12 - Tekstslide