CKV - Drama - Quiz

Quiz theater
Welke theatergenres ken je eigenlijk al?
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

Onderdelen in deze les

Quiz theater
Welke theatergenres ken je eigenlijk al?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welk theatergenre was dit?
A
Locatie theater
B
Kleinkunst
C
Musical
D
Muziektheater

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Welk theatergenre was dit?
A
Muziektheater
B
Jeugdtheater
C
Musical
D
Teksttheater

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Hoe noemen we deze vorm van theater?
A
Kleinkunst
B
Muziektheater
C
Cabaret
D
Musical

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Welk theatergenre zag je hier?
A
Muziektheater
B
Musical
C
Teksttoneel
D
Kleinkunst

Slide 9 - Quizvraag

Wat hoort waar?
Acteurs, regiseur, podium

Slide 10 - Tekstslide

En achter de schermen, wat hoort waar?
Podium licht, geluid

Slide 11 - Tekstslide

Waarom zit de geluidtechnicus in het publiek?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is theater?

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf voor jezelf het antwoord op:
Is dit theater?

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf voor jezelf het antwoord op:
Is dit theater?

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf voor jezelf het antwoord op:
Is dit theater?

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf voor jezelf het antwoord op:
Is dit theater?

Slide 17 - Tekstslide

En dit dan?

Slide 18 - Tekstslide

5) Is dit theater? - schrijf voor jezelf op

Slide 19 - Tekstslide

1) Is dit theater? - schrijf voor jezelf op

Slide 20 - Tekstslide

4) Is dit theater? - schrijf voor jezelf op

Slide 21 - Tekstslide

Wat is theater?
Er is GEEN universele definitie van theater, er is dus geen vaste regel over wat theater precies is. Het antwoord op de vraag "wat is theater?" is afhankelijk van de historische en culturele context waarin theater plaats vindt: theater past zich zoals alle kunst aan cultuur aan.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is theater?
Er is wél een algemene vuistregel en drie voorwaarden, die je kunnen helpen:
A (re)presenteert B terwijl C toekijkt.

1. Maker en kijker zijn tegelijk aanwezig.
2. Theater vindt plaats in de tijd en ruimte van het hier en nu.
3. Theater is niet te herhalen: elke voorstelling is anders.

Slide 23 - Tekstslide

Theaterstijlen

  • Cabaret
  • Locatietheater
  • Bewegingstheater
  • muziektheater
  • Teksttoneel
Denk tijdens de uitleg alvast na over welke theaterstijl bij jullie festivalthema zou passen!

Slide 24 - Tekstslide

Cabaret

  • Humor
  • Cabaretvoorstellingen: komedie/zang/dans/theater door elkaar
  • Korte fragmenten (sketches)
  • Alledaagse onderwerpen
  • Maatschappij-kritisch  (duidelijke moraal)
  • Vaak zelfspot (imago)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Locatietheater
  • Anders dan in theatergebouw of openluchttheater
  • Vaak buiten: strand, duinen, bos, industrieterrein, treinstation
  • Plek-afhankelijk
  • Locatie versterkt verhaal
  • Unieke ervaring

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Bewegingstheater
  • Verhaal vertellen door uitdrukkingskracht van lichaam
  • Fysieke beeldtaal
  • Fysieke mogelijkheden verkennen
  • (mime)
  • Anders dan dans?
      Beweging/verhaal

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Muziektheater
  • Opera/musicals
  • Muzikaal theater
  • Muziek en theater komen samen
  • Muziek inzetten om een verhaal te vertellen
  • Samen met andere componenten: dialoog / monoloog / zang / dans / drama / regie

  • Verschillende verschijningsvormen
Vb. Zoutmus: de rockband zonder boodschap

Slide 32 - Tekstslide

Teksttoneel
  • Veel theater start vanuit een tekst
  • Tekst als belangrijkste component
  • Nieuwe of bestaande theatertekst
  • William Shakespeare als eerste moderne toneelschrijver
  • Invloed van zijn toneelteksten terug te zien in onze samenleving

Slide 33 - Tekstslide