week 4 (écouter + imparfait)

  • la prononciation
  • écouter
  • oefenen met werkwoorden -re

Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met luisteren voor de luistertoets
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • la prononciation
  • écouter
  • oefenen met werkwoorden -re

Le but: à la fin de ce cours:
  • heb ik geoefend met luisteren voor de luistertoets

Slide 1 - Tekstslide

La prononciation
est-ce que
qu'est-ce que
quel
combien
quand

qu = k

Slide 2 - Tekstslide

Exercice 11
Onderstreep de k klant in de zinnen

Slide 3 - Tekstslide

Exercice 12 & 13

Slide 4 - Tekstslide

werkwoorden -re
Maak de opdracht op classroom

rendre visite = bezoeken

Opgave 2 werkt niet digitaal? Maak hem in je schrift

Hulp nodig? Kijk op blz 16 boek

Slide 5 - Tekstslide

Klaar? Les devoirs
Leren apprendre 4 blz 121
Maken: exercice 10 blz 102

Slide 6 - Tekstslide

Blooket
werkwoorden -re

Slide 7 - Tekstslide

  • écouter
  • imparfait - tijden herkennen
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik de imparfait toepassen en herkennen
  • heb ik geoefend met luisteren voor de luistertoets

Slide 8 - Tekstslide

Lingua.com

Slide 9 - Tekstslide

Exercice 9

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

l'imparfait - onvoltooid verleden tijd

16A lezen en imparfait onderstrepen

B : wat valt je op aan de uitspraak van: -ais, -ais, -ait?

Slide 12 - Tekstslide

Imparfait of passé composé?
Deze tijden gebruik je allebei om iets van het verleden uit te drukken, toch is er een verschil:
1. de imparfait gebruik je voor een gewoonte of een beschrijving in het verleden.
Quand j'étais petit, je jouais avec les LEGO (toen ik klein was, speelde ik met LEGO)
2. de passé composé: gebruik je voor een actie in het verleden
Hier, j'ai joué au tennis avec mon voisin (gisteren heb ik getennist met mijn buurman)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

"Ils parlent" in de imparfait:
A
Ils parlaient
B
Ils parlions
C
Ils parlait
D
Ils parliez

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

"Tu es gentil" in de imparfait:
A
Tu ésais gentil
B
Tu étais gentil
C
Tu étions gentil
D
Tu était gentil

Slide 18 - Quizvraag

Zet in de imparfait
il (travailler)
A
il travaillais
B
il travaillait
C
il travaillerais
D
il travaillerait

Slide 19 - Quizvraag

Nous parlons français.
(imparfait
A
nous parlons français.
B
Nous parlions français.
C
Nous parliez français.
D
Nous parler francá

Slide 20 - Quizvraag

Maak
16b1 t/m 3 
leren apprendre 1,2,4 blz 107

Slide 21 - Tekstslide