H5 - les 2 - signaalwoorden

Check in: Hoe voel jij je over Franse leesteksten?
1 / 17
volgende
Slide 1: Poll
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Check in: Hoe voel jij je over Franse leesteksten?

Slide 1 - Poll

Programme
  • Deze periode
  • Signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Les buts

Aan het eind van deze les kan ik de signaalwoorden van deze les herkennen en weet ik hoe zij voor structuur zorgen in leesteksten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze periode
Voorbereiding op het centraal examen.
Stiekem doen wij dit al twee jaar...

hoe dan?
elke periode een leesteksten bij de woordenschattoets
elke periode woordenschat uit het examenidioom
wij hebben echt een grote woordenschat opgebouwd!
wij lezen teksten, kijken filmpjes en weten echt al veel!

Slide 4 - Tekstslide

Deze periode
Leesvaardigheid
Gaan wij oefenen met de examenbundel & teksten online. 

Wat kun je verwachten op de toets?
Teksten, zoals op het eindexamen.
De lengte van de toets zal ook ongeveer even lang zijn als een heel eindexamen. Je krijgt ook evenveel tijd (2,5 uur!).

Slide 5 - Tekstslide

Deze periode
Woordenschat
Deze periode leren wij alleen nog woorden van Frans naar Nederlands, zo kom je ze ook tegen in leesteksten. 

Wat kun je verwachten op de toets?
Een gewone woordenschattoets, maar korter én zonder leestekst. Voor deze toets heb je 30 minuten. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze periode
Woordenschat
Er zijn vier woordenlijsten voor de woordenschattoets:
1) Signaalwoorden
2) Basiswoorden
3) Bekende woorden
4) Frequente woorden

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden
De woorden die wij nu gaan oefenen zijn:
à l'époque - toentertijd
aujourd'hui - vandaag
d'abord - eerst
ensuite - vervolgens
plus tard - later
ainsi - zo
c'est que - dat betekent
de cette façon - op die manier
après - daarna
autrefois - vroeger
enfin - tenslotte
finalement - tenslotte
puis - vervolgens
c'est-à-dire - dat wil zeggen
comme ça - op die manier / zo
de cette manière - op die manier

Slide 8 - Tekstslide

à l'époque - toentertijd
aujourd'hui - vandaag
d'abord - eerst
ensuite - vervolgens



plus tard - later
ainsi - zo
c'est que - dat betekent
de cette façon - op die manier
après - daarna
autrefois - vroeger
enfin - tenslotte
finalement - tenslotte



puis - vervolgens
c'est-à-dire - dat wil zeggen
comme ça - op die manier / zo
de cette manière - op die manier
Welke thema's herken je?

Slide 9 - Woordweb

Sleep de signaalwoorden naar het juiste verband.
opsomming
tijd
verklaring / uitleg
à l'époque
aujourd'hui
autrefois
c'est que
c'est à dire
comme ça
d'abord
de cette manière
ensuite
enfin
finalement
puis

Slide 10 - Sleepvraag

Denk terug aan de startvraag.

Waarom is het belangrijk voor de vragen en teksten op jouw eindexamen dat je snel en gemakkelijk signaalwoorden herkent?

Slide 11 - Tekstslide

Structuur
Structuur    p.85-87
  • relaties tussen delen van een tekst aangeven
herhaling

Slide 12 - Tekstslide

L’Obélisque de Paris, bijou de la place de la Concorde
  1. Regarde les questions et cherche les réponses dans le texte.
  2. Regarde les mots que tu ne connais pas encore :
    1) si tu peux savoir le mot en regardant le contexte, barre le mot
    2) si tu ne peux pas savoir le mot en regardant le contexte, cherche le mot dans ton dictionnaire et écris-le dans ton cahier.

Slide 13 - Tekstslide

L’Obélisque de Paris, bijou de la place de la Concorde
  1. 1 = wel
    2 = niet
    3 = wel
    4 = wel

Slide 14 - Tekstslide

Le soldat inconnu
  1. Regarde les questions et cherche les réponses dans le texte.
  2. Regarde les mots que tu ne connais pas encore :
    1) si tu peux savoir le mot en regardant le contexte, barre le mot
    2) si tu ne peux pas savoir le mot en regardant le contexte, cherche le mot dans ton dictionnaire et écris-le dans ton cahier.

Slide 15 - Tekstslide

Le soldat inconnu
  1. B
  2. B
  3. B
  4. Il appartient
  5. A

Slide 16 - Tekstslide

Waar liep je tegenaan bij het maken van deze teksten? Hielp de nadruk op signaalwoorden jou?

Slide 17 - Open vraag