Spelling 1.5

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

Slide 1 - Tekstslide

Tot nu toe
* 1.3 Woorden: Woorden 1, Woorden 2, Voorvoegsel
* 1.4 Grammatica: Woordsoorten (taalkundig ontleden): 
                              lw, zn, bn, ww, vz, tw
* 1.4 Grammatica: Zinsdelen (redekundig ontleden):
                              wg, o, lv
* 1.4 Grammatica: infinitief

Slide 2 - Tekstslide

Welke drie werkwoordsvormen ken je?

Slide 3 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdr. 1a, 2 (blz. 30)
Tijd: 15 minuten, daarna klassikaal bespreken
Klaar? Lees de theorie voor de SO (18-10) goed door! Schrijf je vragen op!

Slide 4 - Tekstslide

PV tt
  • Je gebruikt de stam van het werkwoord (=inf - -en) om de ik-vorm te maken. De klank van de ik-vorm moet hetzelfde zijn als die van de inf. 
                     inf = lopen (de klank is oo)
                     stam = lop (want: lopen - en = lop)
                     ik-vorm = loop (want de klank moet hetzelfde blijven als de inf)
  • Met de ik-vorm kun je de jij/u/hij/zij/het-vorm maken: ik-vorm + t
  • Uitzondering: je of jij achter de pv ('je' alléén als je het kunt vervangen door 'jij') --> je schrijft dan de ik-vorm. 

Slide 5 - Tekstslide

Pv verleden tijd en voltooid deelwoord
Zwakke werkwoorden - XTC Koffieshop
Het gaat om de klank van die laatste letter! Klankloze medeklinkers.
     Stap 1: Infinitief?
     Stap 2: Stam (= infinitief min -en)
     Stap 3: Laatste letter stam in XTC Koffieshop? JA?! Dan +te of +ten
ik-vorm + te: enkelvoud (ik/jij/hij/zij/het)
ik-vorm +ten: meervoud (wij/jullie/zij)
Voltooid deelwoord: +t

Slide 6 - Tekstslide

PV verleden tijd en voltooid deelwoord
Sterke werkwoorden = werkwoorden die van klank veranderen in de verleden tijd, zoals:
                                          lopen - liepen
                                          blazen - bliezen
De klinkers zorgen voor de klank van een woord. Deze veranderen dus in de verleden tijd bij sterke ww'en.

--->>> Zie ook blz. 239 in je boek voor schema Spelling persoonsvorm <<<---

Slide 7 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdr 4, 5, 6a (blz. 31)
Klaar? Lees de theorie voor de SO (18-10) goed door
Niet klaar? Huiswerk voor volgende les. 

Slide 8 - Tekstslide

Start van de les
  • Leg je schrift open op tafel
  • Lees 10 minuten in je leesboek

  • Playlist mag, maar zachtjes

Slide 9 - Tekstslide

pv tt: Liva (reizen) iedere dag met de bus naar school.

Slide 10 - Open vraag

pv vt: Liva (reizen) vroeger met de fiets naar school.

Slide 11 - Open vraag

De les (starten) vanmorgen later dan (plannen).

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Schiet op Jimmy! 

Slide 14 - Tekstslide

Leestekens - deze ken je al:
  • Punt = aan het eind van een zin. 
  • Uitroepteken =  aan het eind van een zin met een uitroep.
  • Vraagteken = aan het einde van een vraagzin. 
  • Komma = in het midden van een zin

Slide 15 - Tekstslide

Leestekens
  • Directe rede = iets wat iemand letterlijk, hardop zegt/roept/schreeuwt/fluistert
  • Citaat =  wat iemand letterlijk zegt (dus niet: denkt)

  • Aanhalingstekens: Het citaat van de directe rede zet je tussen aanhalingstekens: ' ... '
               Daan kreunde: 'Waarom duren die schooldagen altijd zo lang?'
LET OP! Het tweede aanhalingsteken staat achter het leesteken aan het einde van het citaat.

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdr. 8, 9, 10 (blz. 32)
Klaar? Lees de theorie voor de SO (05/11) goed door! Stel je vragen aan de docent!
Niet klaar? Huiswerk voor volgende les. 

Slide 17 - Tekstslide