H2.2 Ionen

H2.2 Ionen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2.2 Ionen

Slide 1 - Tekstslide

 Deeltjesmodellen
Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr

Slide 2 - Tekstslide

Wat geeft het atoomnummer weer?
A
Aantal neutronen
B
Aantal protonen
C
Aantal ionen

Slide 3 - Quizvraag

Massagetal =
A
aantal protonen
B
aantal neutronen
C
aantal protonen - aantal elektronen
D
aantal protonen + aantal neutronen

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het aantal protonen
A
40
B
20
C
19
D
18

Slide 5 - Quizvraag

Het aantal protonen (p), neutronen (n) en elektronen (e) in een nikkelatoom met massagetal 58 is:
A
28p, 28n, 30e
B
30p, 28n, 28e
C
28p, 30n, 28e
D
28p, 30n, 30e

Slide 6 - Quizvraag

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 7 - Quizvraag

Vragen over het Huiswerk?
T/m 15 blz.43???

verder maken t/m 20 blz.44

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet na afloop van de les 

  • wat ionen zijn en hoe ze ontstaan.
  • het verband tussen de lading van een ion en het periodiek systeem

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Ionen
Definitie van een ion

een ion is een geladen deeltje dat ontstaat doordat een atoom een of meer elektronen in de buitenste schil opneemt of afstaat

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Verschil tussen atoom en ion
  • Atoom met positieve lading heet een positief ion.
  • Atoom met een negatieve lading heet een negatief ion.
  • Lading hangt af van hoeveel elektronen een atoom kan opnemen of afstaan. Dit noem je elektrovalentie.


Slide 15 - Tekstslide

Ionen
  • Ionen zijn dus geladen atomen
  • Een ion heeft een verschillend aantal elektronen en protonen
  • Het massagetal van een ion is hetzelfde als het massagetal van het atoom
  • De elektronen zijn verdeeld over een aantal schillen.
    Zie Binas tabel 99



Slide 16 - Tekstslide

(Octetregel)
  • Atomen streven naar een achtomringing, een octet in hun buitenste schil. 
  • Dit zijn acht elektronen in een buitenste schil.
  • Dit kan door opnemen, afstaan of delen van elektronen.
  • Dit noem je ook wel edelgasconfiguratie
  • Voornamelijk het geval bij groep 18 edelgassen.

Slide 17 - Tekstslide

atoomnummer = protonen
(bepaalt eigenschappen van element)
  • kern = protonen + neutronen (=  massa ) om kern heen cirkelen elektronen (-lading) 
  • in buitenste baan kunnen elektronen worden opgenomen of  verdwijnen = valentie-elektronen
  • alleen deze valentie-elektronen  zijn betrokken bij alle reacties 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Negatieve ionen
De volgende negatieve ionen moet je leren:
       (Staat ook in de studiewijzer)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Positieve ionen
De volgende negatieve ionen moet je leren:
       (Staat ook in de studiewijzer)

Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn valentie-elektronen?
A
Een elektron dat overspringt naar ander atoom
B
Een negatief geladen deeltje
C
Elektronen in de buitenste schil

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel valentie elektronen heeft fosfor
A
2
B
8
C
5
D
15

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel valentie elektronen heeft Argon
A
2
B
8
C
8
D
18

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel elektronen heeft het oxide ion?
A
2
B
6
C
8
D
10

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel elektronen heef het Calcium-ion?
A
10
B
20
C
22
D
18

Slide 27 - Quizvraag

Hoeveel elektronen heeft het sulfide ion?
A
16
B
14
C
18
D
17

Slide 28 - Quizvraag

Evaluatie leerdoelen
  • Wat weet je van het aantal protonen en elektronen in een atoom?
  • Wat zijn ionen?
  • Hoe kun je met behulp van het periodiek systeem de lading van ionen afleiden?
  • Hoe kun je met behulp van het periodiek systeem afleiden dat het ene atoom elektronen opneemt en het andere atoom ionen afstaat?




Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Lees HS2.2 (blz. 43-45)
Maak de vragen 18 t/m 27 (blz. 46-47)
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 30 - Tekstslide