2.1 en 2.2

2.1 en 2.2
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.1 en 2.2

Slide 1 - Tekstslide

Rutherford
Atoommodel Rutherford (1911): 

Een atoom bestaat uit:
Protonen (kern => +)
Neutronen (kern => neutraal) 
Elektronen (wolk => -)


Slide 2 - Tekstslide

Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 3 - Tekstslide

Atoommodel van Bohr
1913: "De elektronen zitten in verschillende bolvormige banen rond de kern".




1885-1962 - Niels Bohr 

Slide 4 - Tekstslide

Elektronen 'zweven' dus in bepaalde banen rondom de kern.
1e schil = K-schil: max 2 elektronen
2e schil = L-schil: max 8 elektronen
3e schil = M-schil: max 18 elektronen

Slide 5 - Tekstslide

Welk atoom is dit?

Slide 6 - Tekstslide

Isotopen

Slide 7 - Tekstslide

Isotopen zijn atomen met hetzelfde atoomnummer, en dus dezelfde soort, maar met een ander massagetal

Slide 8 - Tekstslide

Ionen
Definitie van een ion: 

een ion is een geladen deeltje dat ontstaat doordat een atoom een of meer elektronen in de buitenste schil opneemt of afstaat

elektronen in buitenste schil = valentie-elektronen

Slide 9 - Tekstslide

 Deeltjesmodellen
Atoommodel van Rutherford     en      Atoommodel van Bohr

Slide 10 - Tekstslide

- Atoom met positieve lading heet een positief ion.
-Atoom met een negatieve lading heet een negatief ion.
-Lading hangt af van hoeveel elektronen een atoom kan opnemen of afstaan. Dit noem je elektrovalentie.



Slide 11 - Tekstslide

Octetregel
-Atomen streven naar een achtomringing, een octet in hun buitenste schil. 
-Dit zijn acht elektronen in een buitenste schil.
-Dit kan door opnemen, afstaan of delen van elektronen.
-Dit noem je ook wel edelgasconfiguratie


Slide 12 - Tekstslide

Metalen : staan elektronen af en worden dus POSITIEVE IONEN
Niet-metalen: nemen elektronen op en worden dus NEGATIEVE IONEN

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Namen:
positieve ionen: naam atoom + -ion
negatieve ionen: naam atoom + -ide + ion 
       uitzondering: O2- = oxide, S2- = sulfide

voorbeeld: 
Na = natrium                       F = fluor
Na+ = natriumion               F- = fluoride

Slide 15 - Tekstslide

Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel protonen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32

Slide 16 - Quizvraag

Een zuurstofatoom met massagetal 16. Hoeveel elektronen bevat dit atoom?
A
16
B
8
C
6
D
32

Slide 17 - Quizvraag

Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
13
C
35
D
24

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn valentie-elektronen?
A
Een elektron dat overspringt naar ander atoom
B
Een negatief geladen deeltje
C
Elektronen in de buitenste schil

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel valentie elektronen heeft fosfor?
A
2
B
8
C
5
D
15

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de formule van het bromide-ion?
A
Br
B
Br-
C
Br+
D
Br2-

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de formule van het aluminiumion?
A
Al3+
B
Al3-
C
Al+
D
Al2-

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel elektronen heeft het oxide ion?
A
2
B
6
C
8
D
10

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel elektronen heef het Calcium-ion?
A
10
B
20
C
22
D
18

Slide 25 - Quizvraag