les 5 - 13 november 2023

les 5 - 13 november 2023
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

les 5 - 13 november 2023

Slide 1 - Tekstslide

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 2 - Tekstslide

Le programme

  • correction des devoirs

  •  KLT

  • grammaire III

  • Évaluer

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Les buts

-  je weet wat je kan verwachten bij de Kijk- en LuisterToets

- je kent het aanwijzend vnw en de trappen van vergelijking en je kunt deze gebruiken



Slide 5 - Tekstslide

KLT

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

ce garçon- deze/die jongen
ces garçons -deze/die jongens
cet artiste -deze/die kunstenaar
ces artistes -deze/die kunstenaars
cet hôtel- dit/dat hotel
ces hôtels- deze/die hotels
cette route- deze/die weg
ces routes - deze/die wegen
cette voiture- deze/die auto
ces voitures -deze/die auto's

Slide 8 - Tekstslide

dichtbij, ver weg

Met nadruk of om duidelijk verschil te maken:
-ci / of -là toevoegen aan het zelfstandig naamwoord

Ce livre-ci ou ce livre-? - Dit boek of dat boek?
Cette pomme-ci ou cette pomme-?- Deze appel of die appel?
Ces vins-ci ou ces vins-là? Deze of die wijnen?

Slide 9 - Tekstslide

Complète:
Ce fromage-ci est meilleur que ce fromage-

Slide 10 - Open vraag

Deze mobiel
A
cet portable
B
ce portable
C
cette portable
D
ces portables

Slide 11 - Quizvraag

deze actrice
A
cet actrice
B
ces actrices
C
ce actrice
D
cette actrice

Slide 12 - Quizvraag

deze studies
A
cet étude
B
ce étude
C
ces études
D
cette étude

Slide 13 - Quizvraag

Traduis:
Hier is de sleutel van de auto en die van het huis.

Slide 14 - Open vraag

zelfstandig gebruikt

Tu prends cette voiture ou celle-là?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Trappen van vergelijking

vergelijkende - vergrotende- overtreffende trap 
Vergelijkend : Deze broeken zijn even mooi als die broeken. 
=> ces pantalons-ci sont aussi beaux que ces pantalons-là
aussi…. bijv.nw…. que/qu’
vergrotend : Ik ben langer dan mijn beste vriend :
=>  je suis plus long que mon meilleur ami
plus…. bijv.nw…. que/qu’
moins…. bijv.nw…. que/qu’

overtreffend : Deze auto is het mooist
=> cette voiture est la plus belle

Slide 17 - Tekstslide

vergelijkende trap= le comparatif
Vergelijkende trap : aussi …. que : 
Jean est aussi riche que Pierre
                                          plus….que : 
Jean est plus riche que Pierre
                                          moins ...que
Jean est moins riche que Pierre

Slide 18 - Tekstslide

vergelijkende trap : 
Je vergelijkt twee mensen/dingen/situaties/zaken : 
aussi....que : even .... als : 
Jan is even groot als Bram : Jean est aussi grand que Bram
Anne is even groot als Lisa : Anne est aussi grande que Lisa

moins .... que :  minder ...dan :
Ce livre est  moins captivant que  Harry Potter

plus.... que : meer ....dan
Les vacances d'été sont plus longues que les vacances d'hiver.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Overtreffende trap 
Waar je in het Nederlands - st achter het bijvoeglijk naamwoord zet, zet je in het Frans LE PLUS/ LA PLUS of LES PLUS voor het bijvoeglijk naamwoord! 
Let wel op de plaats van het bijvoeglijk naamwoord bon beau jolie weetjewelweetjeniet?

Jean est le plus grand => Jan is het grootst 
le plus beau livre => het mooiste boek 
le livre le plus captivant => het spannendste boek
la plus belle robe => de mooiste jurk
les enfants les plus sages => de braafste kinderen
l'appartement le plus morderne => het modernste appartement



Slide 21 - Tekstslide

attention! quelques cas particuliers : 

=> Goed -beter-best als bijvoeglijk naamwoord : 
bon - meilleur (e) (s) - le meilleur (la meilleure/les meilleurs/ les meilleures)
=> goed - beter - best als bijwoord : 
bien - mieux- le mieux
=> slecht -slechter-slechtst als bijvoeglijk naamwoord : 
mauvais (e) (s) - plus mauvais(e)(s)- le plus mauvais (la plus mauvaise/ les plus mauvais)
=> slecht-slechter-slechtst als bijwoord
mal- plus mal - le plus mal én mal-pire-le pire

Slide 22 - Tekstslide

Welke vergelijking is juist?
A
Emily est aussi grande que Jessica.
B
Emily est aussi grand que Jessica.

Slide 23 - Quizvraag

Welke vergelijking is juist?
A
Denise es aussi belle que sa mère.
B
Denise est aussi belle que son mère.
C
Denise est aussi beau que sa mère.
D
Denise est aussi belle que sa mère.

Slide 24 - Quizvraag

Maak de vergelijking:
Anna est (+groot) Michel

Slide 25 - Open vraag

Maak de vergelijking:
Anna et Shamaila sont (+/- groot) Michel

Slide 26 - Open vraag

Maak een vergelijking met de volgende woorden:
Jean - travailler - vite - Anne

Slide 27 - Open vraag

au travail-
les devoirs

Moi et les autres
réviser vocabulaire et grammaire

faire 24 A - C










Slide 28 - Tekstslide

je weet wat je kan verwachten bij de Kijk- en LuisterToets
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

je kent het aanwijzend vnw en de trappen van vergelijking en je kunt deze gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

au revoir! 

Slide 31 - Tekstslide