Welke reeks kan een voedselketen van deze soorten weergeven?
A
1 – 2 – 4 – 5 – 3
B
1 – 5 – 4 – 2 – 3
C
5 – 1 – 3 – 4 – 2
D
5 – 4 – 2 – 3 – 1
Slide 6 - Quizvraag
Bodem Vijf kenmerken van de bodem van een ecosysteem zijn: 1) de grootte van de bodemdeeltjes; 2) de grondwaterstand; 3) het humusgehalte; 4) de zuurgraad; 5) het gehalte aan bepaalde zouten. Welke van deze kenmerken hebben invloed op de soortensamenstelling van de levensgemeenschap in het ecosysteem?
A
kenmerken 1, 3 en 4
B
kenmerken 1, 3 en 5
C
kenmerken 2, 3, 4 en 5
D
kenmerken 1, 2, 3, 4 en 5
Slide 7 - Quizvraag
Piramide van aantallen In de afbeelding zie je vier piramiden van aantallen.
Welke piramide hoort bij de keten
plant -> bladluis -> lieveheersbeestje?
A
piramide A
B
piramide B
C
piramide C
D
piramide D
Slide 8 - Quizvraag
Mieren en acacia’s In Midden-Amerika komen mieren voor die leven op en van acaciastruiken, zoals Acacia collinsii. Mieren van de soort Pseudomyrmex ferrugineus zijn zéér agressief en vallen alle organismen aan die het hebben voorzien op 'hun' acaciastruik. Deze mieren nestelen in holten in dorens en halen al hun voedsel uit deze ene struik: ze gebruiken stoffen uit de nectarklieren die zich op de bladstelen bevinden en uit de voedselrijke bolletjes die aan de toppen van de jonge bladeren zitten (zie de afbeelding).
A
Commensalisme
B
Mutualisme
C
Parasitisme
D
Symbiose
Slide 9 - Quizvraag
- Is er in het voedselweb van de afbeelding hiernaast in de relatie tussen de baars en reiger sprake van concurrentie?
- Is er in dit voedselweb in de relatie tussen baars en reiger sprake van predatie?
A
wel concurrentie
geen predatie
B
wel concurrentie
wel predatie
C
geen concurrentie
geen predatie
D
geen concurrentie
wel predatie
Slide 10 - Quizvraag
Hoe ontstaat successie?
Sleep de onderstaande gebeurtenissen zodat er een juiste chronologische volgorde ontstaat
1
2
3
4
5
6
Op de bodem die arm is aan organische stof ontkiemen planten die bestand zijn tegen extreme abiotische factoren
Kleine consumenten 1e orde en reducenten vestigen zich in en op de bodem
De reducenten breken detritus af waardoor bodem rijker wordt aan organische stof
Door de rijkere bodem worden er meer producten aangetrokken met een tolerantie voor meer anorganische stof.
Het voedselaanbod stijgt enorm en trekt consumenten van hogere orden aan.
De biodiversiteit stijgt explosief en er ontstaat gelaagdheid in het ecosysteem
Slide 11 - Sleepvraag
SCHIMMELS
BACTERIËN
Celwand
Celkern
Geen celwand
Prokaryoot
Eukaryoot
Geen celkern
Slide 12 - Sleepvraag
Tot welk niveau horen boomalgen die op een boom zitten?
A
Populatie
B
Ecosysteem
C
Orgaan
D
Organisme
Slide 13 - Quizvraag
Verschillende kenmerken van verschillende organismen zijn: 1) de hand met vijf vingers bij de koala en de resusaap; 2) de klauwen van de witstaartarend en de zeearend; 3) de stroomlijnvorm bij de slechtvalk en de dwergpinguïn; 4) de vinnen bij de blauwe vinvis en de grote witte haai. Welk van deze voorbeelden betreft analoge ontwikkeling in de evolutie?
A
voorbeeld 1
B
voorbeeld 2
C
voorbeeld 3
D
voorbeeld 4
Slide 14 - Quizvraag
Genetic drift
Wanneer zal genetic drift het duidelijkst zichtbaar zijn in een populatie?
A
als de populatie erg klein is
B
als er een sterke neiging is tot voorkeur bij de paring
C
als er weinig mutaties optreden
D
als het milieu sterk varieert
Slide 15 - Quizvraag
De voorpoot van een dolfijn en de voorpoot van een chimpansee vertonen overeenkomst in bouw; de functie is verschillend. Hoe wordt dit verschijnsel verklaard volgens de evolutietheorie? [T1]
A
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder; het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een verschillend milieu
B
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder; de overeenkomst in bouw is veroorzaakt door een overeenkomstig milieu
C
Deze organismen hebben verschillende voorouders; het verschil in functie is daar een overblijfsel van
D
Deze organismen hebben verschillende voorouders; de overeenkomst in bouw is veroorzaakt door een overeenkomstig milieu
Slide 16 - Quizvraag
Op de Galapagoseilanden heeft de evolutie geleid tot veertien verschillende soorten vinken, die verschillend zijn aangepast aan het eten van zaden, insecten en knoppen van verschillende soorten planten.
Hoe kon die uitwaaiering in zoveel soorten ontstaan? [T1]
A
De eilanden liggen dicht genoeg bij elkaar om onderlinge migratie mogelijk te maken
B
De eilanden liggen dicht genoeg bij het Zuid-Amerikaanse continent
C
De eilanden zijn zo klein dat er genetic drift kan optreden
D
De eilanden zijn voldoende van elkaar geïsoleerd
Slide 17 - Quizvraag
Hier is een verwantschapsschema de afstamming van een aantal soorten weergegeven. Met welke nu levende soort is soort 5 het meest verwant?
A
2
B
12
C
1
D
11
Slide 18 - Quizvraag
Hier is een verwantschapsschema de afstamming van een aantal soorten weergegeven. Als soort 10 de mens voorstelt, welke soort kan of welke soorten kunnen dan de chimpansee voorstellen?