W46

Semana 46
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Semana 46

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy? Clase 1
  • Repaso
  • Quizlet
  • A/B. Escuchar
  • D. Indefinido


Doel: 
straks kan je naar een gesprek luisteren
Straks ken je de voltooid verledentijd

Slide 2 - Tekstslide

¿Cómo estás?
timer
0:45
¡Estoy Estupendo!
Estoy bien
No estoy muy bien :/
Estoy Maravilloso
Estoy hambriento
Estoy cansado

Slide 3 - Poll

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Uiterlijk/beschrijving
A
ser
B
estar

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Beroep
A
ser
B
estar

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

De tijd/ datum
A
ser
B
estar

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Tijdelijk toestand
A
ser
B
estar

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer gebruk je ‘ser’ en wanneer gebruik je ‘estar’.

Nationaliteit
A
ser
B
estar

Slide 8 - Quizvraag

Ser y estar:
1. Yo ________ muy inteligente.
2. Mis hermanos __________ en casa.

Slide 9 - Open vraag

Beschrijf het uiterlijk.

Slide 10 - Open vraag

BRON A   Por fin... ¡la cita!
Diálogo entre Lucía y Juan
WB p. 53 
Haz ejercicio 3a
pág. 19 TB


Slide 11 - Tekstslide

Ejercicio 3a
1 Eindelijk ... de date!
2 Juan belt naar Lucía.
3 Juan wil weten hoe Lucia’s date met Eduardo was.
4 Eduardo is een jongen die Lucía kent via Facebook. Ze heeft een date met hem gehad.

Slide 12 - Tekstslide

Ejercicio 3 b & c p. 53 -54
Antwoorden ...
b
  1. a
  2. c
  3. a
  4. b

c
  1. tramhalte
  2. wel
  3. goed
  4. Granada

Slide 13 - Tekstslide

Ejercicio 3 d pág 54
Antwoorden:


  • groene ogen
  • langer dan Lucía krulletjes
  • knap
  • alternatief
  • met gevoel voor humor
  • intelligent
  • aardig

Slide 14 - Tekstslide

Respuestas
  • ejercicio 4a
  • 1 c      2 i    3 g    4 b     5 a      6 d     7 j     8 f     9  h    10  e

  • ejercicio  4b
  • 1     una cita
  • 2    desde hace
  • 3    el pelo corto, los ojos
  • 4    sentido del humor
  • 5    un mensaje
  • 6    un lugar
  • 7    aburrida

Slide 15 - Tekstslide

Respuestas
ejercicio 4c

  1. ¿Qué tal el encuentro con Eduardo?
  2. En persona es mucho más guapo que en las fotos.
  3. ¿Cómo es?
  4. Es un poco más alto que yo.
  5. ¿No ha sido aburrido?
  6. ¡Para nada! Hemos quedado para este sábado.

Slide 16 - Tekstslide

Respuestas
ejercicio 4d                  voorbeelduitwerking:

tú (A)                                                                         compañero@ (B)

¿Qué tal el encuentro con Sara?                 ¡Bien! En persona es mucho más guapa 
                                                                                    que en las fotos.
¿Cómo es?                                                             Es alta, tiene el pelo largo y los ojos azules.
¿No ha sido aburrido?                                    ¿Aburrido? No, ¡para nada! Hemos hablado mucho.



Slide 17 - Tekstslide

Ejercicio 5A pág 55
+ pag 19 TB
WB p. 56

Slide 18 - Tekstslide

Ejercicio 5B pág 56

Respuestas:
                                Lucía       Eduardo
  • achtbaan            :(                 :)     
  • bioscoop             -                 - 
  • botsautootjes    :(                 :(
  • musical               :)                 :(
  • vuurwerk            :)                 :)


Slide 19 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy? Clase 2
  • Quizlet - 15 min
  • Escuchar - 10 min
  • I. Indefinido - 40 min
  • Blooket - 10 min


Doel: 
Straks kan je gesprekken luisteren
Straks ken je goed de onvoltooid verledentijd
Straks kan een liedje luisteren en de context begrijpen


Slide 20 - Tekstslide

PW2 - 4 dec
Methode toets capítulo 2

Weging 10%
Duur 60 min
Niet herkansbaar

  • Escuchar: Een gesprek kunnen luisteren en vragen beantwoorden.
  • Leer: Een tekst kunnen lezen en vragen beantwoorden.
  • Gramatica: Het verschil tussen ser y estar kennen en toepassen. El preterito perfecto en el indefinido kennen en toepassen.
  • Escribir: Je ideale partner beschrijven





Slide 21 - Tekstslide

Volgende lessen
Week 47+ 48 = Leer & Escribir + Gatentekst

Week 49 L1  d-toets + oefentoets 
L2 PW2

Slide 22 - Tekstslide

QUIZLET LJ4
Oefen de voca via quizlet
H2: link

Geen verbinding
Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij
Je schrijft de woordjes over in je schrift
WB pág 92+93



timer
5:00

Slide 23 - Tekstslide

Portátiles cerrados

Slide 24 - Tekstslide

Ejercicio 6A pág 56
respuestas

  1. F
  2. F
  3. V
  4. F
  5. V
  6. F

Slide 25 - Tekstslide

Ejercicio 6B pág 56
respuestas:

  1. kinderachtig
  2. zo snel mogelijk uitstappen
  3. over vijf minuten
  4. naar de wc
  5. in

Slide 26 - Tekstslide

Ejercicio 6C pág 56-57
respuestas:

  1. b
  2. c
  3. c
  4. c

Slide 27 - Tekstslide

Vertel in welke tijd onderstaande zinnen staan en waarom.

1. El año pasado mi madre comió gambas.
2. Esta semana mi madre ha comido gambas.

Slide 28 - Tekstslide

Vertel in welke tijd onderstaande zinnen staan en waarom.

1. El año pasado mi madre comió gambas. = Indefinido
Vorig jaar at mijn moeder garnalen.

2. Esta semana mi madre ha comido gambas. = pret. perfecto
Deze week heeft mijn moeder garnalen gegeten.

Slide 29 - Tekstslide

Los pasados = de verledentijden
Presente

Slide 30 - Tekstslide

herhalen hay, ser en estar
herhalen futuro próximo
ww oef (regelm, klinkerverandering, wederkerend, perfecto/indefinido)
Indefinido (gebruik)
  • afgesloten tijdvak
  • in een verhaal staan acties in de indefinido



Indefinido                                          Perfecto
  • 'zit ik er nog in?' -> relatie met het heden.
  • het precieze moment is niet relevant.



SIGNAALWOORDEN
- ayer (gisteren)
- anteayer (eergisteren)
- anoche (gisteravond)
- la semana pasada (vorige week)
- el mes/año pasado (vorige maand/jaar)
- el otro día (de andere dag)
- en 2016, en abril (in 2016, in april)
- hace una semana/mes/año (een week/maand/jaar geleden)



SIGNAALWOORDEN
- hoy (vandaag)
- este mes (deze maand)
- esta semana (deze week)
- este año (dit jaar
- nunca (nooit)
- alguna vez (wel eens)
- últimamente ( de laatste tijd)
-ya (al)




Slide 31 - Tekstslide

DE VERLEDEN TIJDEN
Als je iets vertelt wat in het verleden ligt, gebruik je de verleden tijd. Het Spaans kent meerdere verleden tijden. Bestudeer de uitleg van twee verschillende verleden tijden. 
1. VER: Bekijk de filmpjes.
2. ESTUDIAR: Leer de uitleg lezen in Paso adelante hoofdstuk 2 bron I + TB. p.100-101, nrs. 18-19.




Presente perfecto
Pretérito indefinido

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

I. Indefinido TB pág 27
1.¿Cuándo?
2. La forma
3. ¿Cómo?
4. La diferencia entre pasados



Slide 34 - Tekstslide

Vorm van de indefinido - regelmatige werkwoorden
Opdracht 1
Schrijf de vervoegingen 
Opdracht 2
Schrijf met elke werkwoord
3 korte zinnen
Bijv, vertel wat je gisteren 
heb gedaan
Estudiar
Comer
Dormir

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Indefinido
-e
-iste
-o
-imos
-isteis
-ieron



tener    = tuv 
poder   = pud 
estar     = estuv           +
querer  = quis 
poner    = pus
saber     = sup


Onregelmatige ww mét regelmaat

Slide 38 - Tekstslide

Indefinido

fui
fuiste
fue
fuimos
fuisteis
fueron




ir / ser   =



Helemaal onregelmatig

Slide 39 - Tekstslide

A trabajar
Bron I
Tb pág 27
Wb pág 77t/m 80
Haz: ej 29, 30b + 31a t/m d
klaar? link

Slide 40 - Tekstslide

Wat is dit?
El corazón
Me enamoré
ik werd verlief

Slide 41 - Tekstslide

Frases sobre el amor
Me enamoré = ik werd verliefd
Me enamoro = ik word verliefd
te quiero = ik houd van je
te amo = Ik houd van je 

Slide 42 - Tekstslide

¿Has estado enamorado alguna vez?

Slide 43 - Tekstslide

Me enamoré - Shakira



¿Qué? Vul de ontbrekende woorden in + Samenvat het liedje in het Nederlands - min 10 woorden


Objetivo: Je herhaal de indefinido + thema Cap 2

Klaar? Ga de uitgangen stampen, neem door de onregelmatige vormen boek of

Link


Slide 44 - Tekstslide

Blooket

Slide 45 - Tekstslide

Una persona fiel y no tiene que ser egoísta
100% de acuerdo
75% de acuerdo
50% de acuerdo
25% de acuerdo
No estoy de acuerdo

Slide 46 - Poll

Hay que tener cosas en común, por ejemplo:
"tiene que ser vegetarian@ como yo"
100% de acuerdo
75% de acuerdo
50% de acuerdo
25% de acuerdo
No estoy de acuerdo

Slide 47 - Poll

Una chica o un chico espontáne@ y aventurer@ es ideal para mi
100% de acuerdo
75% de acuerdo
50% de acuerdo
25% de acuerdo
No estoy de acuerdo

Slide 48 - Poll

Una persona opuesta a mi es ideal porque somos complementos
100% de acuerdo
75% de acuerdo
50% de acuerdo
25% de acuerdo
No estoy de acuerdo

Slide 49 - Poll

Slide 50 - Link

Tb pág 22

Haz: Wb pág 66
ej 16 b + C

Slide 51 - Tekstslide