Bijvoeglijk naamwoord

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden 


1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bijvoeglijke naamwoorden 


Slide 1 - Tekstslide

lesdoelen
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord in een zin 
herkennen en benoemen. 
Je weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en je weet hoe je dit moet schrijven.



Slide 2 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat vaak voor een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek


Slide 3 - Tekstslide

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 5 - Quizvraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb een nieuwe telefoon gekregen.

Slide 6 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

De hoes die erbij hoort is groen.

Slide 7 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er leuke muziek op gezet.

Slide 8 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Alles van mijn favoriete band staat erop

Slide 9 - Open vraag

het bijvoeglijk naamwoord is:

Ik heb er een goede koptelefoon bij gekocht.

Slide 10 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 11 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 12 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 13 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 14 - Open vraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Quizvraag

lesdoel
Ik weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en ik weet hoe ik dit moet schrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


hout

Slide 20 - Open vraag


rubber

Slide 21 - Open vraag


plastic

Slide 22 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 23 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 24 - Quizvraag

STOFFELIJK BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- het gouden horloge

- een papieren tas

- de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 25 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 26 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 28 - Quizvraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 29 - Open vraag