In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
5.4 energie omzetten
Slide 1 - Tekstslide
5.4 Energie omzetten
1- hoe maak je elektrische energie?
2- hoe wek je elektrische energie duurzaam op?
3- Is kernenergie ook duurzaam?
4- wat kun je doen met elektrische energie?
5- wat is rendement?
Slide 2 - Tekstslide
Led of lamp?
Bekijk hiernaast het verbruik van een ledlamp tegenover de spaarlamp, gloeilamp en halogeenlamp.
Wat valt je op aan de hoeveelheid licht die ze geven?
Slide 3 - Tekstslide
Welke lamp verbruikt minder energie?
A
LED
B
Halogeen
C
Gloeilamp
D
Spaarlamp
Slide 4 - Quizvraag
1- Hoe maak je elktrische energie: Energiecentrale
De energiecentrale zet chemische energie uit fossiele brandstoffen (vooral steenkool) om in warmte energie.
Dit wordt gebruikt om water te verwarmen tot stoom, dit stoom wordt gebruikt om een schoepenrad in beweging te brengen (bewegingsenergie) zodat een generator gaat draaien en zo elektrische energie wordt gemaakt.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
2- hoe wek je elektrische energie duurzaam op? blz 122
1- windenergie
2- Zonne-energie
3- waterkracht
4- biogas
Slide 7 - Tekstslide
3- is kernenergie ook duurzaam?
blz 123
Slide 8 - Tekstslide
Welke energieomzettingen vinden er in een energiecentrale plaats?
A
Chemische energie -> bewegingsenergie -> warmte energie -> elektrische energie
B
Chemische energie -> warmte energie -> bewegingsenerige-> elektrische energie
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Energie berekenen
Energie = vermogen x tijd E = P x t kWh = kW x h
Voorbeeld: Een radio heeft een vermogen van 3000W. De radio staat 5 uur aan. Hoeveel energie verbruikt de radio in die tijd?
G: P = 3000W, t= 5h, E=?
G: P = 3000:1000 = 3kW
F: E = P x t
O: E = 3 x 5 = 15
Eenheden: De verbruikte energie is dus 15 kWh
Slide 12 - Tekstslide
Elektrische energie berekenen
Een gloeilamp met een vermogen van 40 W staat 30 min aan.
Bereken de hoeveelheid elektrische energie in kWh.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is Watt?
A
Grootheid
B
Anders....
C
Stroomkracht
D
Vermogen
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent de letter P?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Vermogen
Slide 15 - Quizvraag
De eenheid van vermogen is ......
A
V
B
A
C
W
D
h
Slide 16 - Quizvraag
Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de eenheid van vermogen in de formule E=P*t
A
W
B
kW
C
P
D
E
Slide 18 - Quizvraag
Op een lampje staat: 6V;100 mA, P = U x I Hoe groot is het vermogen van het lampje?
A
P = 600 W
B
P = 0,6 W
C
P = 6 W
D
P = 60 W
Slide 19 - Quizvraag
Bereken het vermogen van 2 lampen van 0.1 A die aangesloten zijn op het lichtnet. Vermogen = spanning x stroomsterkte
A
Verm = 12 V x 2A = 24W
B
Verm = 230 V x 1A = 230W
C
Verm = 12 V x 0.2A = 2.4W
D
Verm = 230 V x 0.2A = 46W
Slide 20 - Quizvraag
Energiegebruik
Energiegebruik = E in kWh
kilo Watt hour (uur)
Slide 21 - Tekstslide
Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh
Slide 22 - Quizvraag
Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW
Slide 23 - Quizvraag
E berekenen
E = P x t
E = Energiegebruik in kWh
P = Energie (power) in Watt
t = tijd in uren
Slide 24 - Tekstslide
Wat is Energie?
A
Een hardrock band uit Ijsland
B
Het vermogen om Arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.
Slide 25 - Quizvraag
Hoe schrijf je het op de juiste manier op? De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A
Slide 26 - Quizvraag
4- wat kun je doen met elektrische energie? Energie omzetten
Je kunt elektrisch energie gebruiken om:
- te verwarmen
- te verlichten
- bewegen
- magnetisme
- opslaan
Slide 27 - Tekstslide
blz 123
Verlichten
Elektrische energie kun je gebruiken om te verlichten.
Verwarmen
Elektrisch energie kan gebruikt worden om te verwarmen.
Bewegen
Elektrische energie kan gebruikt worden om iets te laten bewegen.
Magnetisme
Elektrisch energie kan gebruikt worden om elektromagneten aan te drijven.
Opslaan
Elektriciteit kun je ook opslaan in batterijen en accu's.
Slide 28 - Tekstslide
5- Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden.
Slide 29 - Tekstslide
Rendement
Wanneer je moet rekenen met rendement, maak dan altijd een schetsje.
Slide 30 - Tekstslide
Bij de verbranding van een bepaalde hoeveelheid benzine, komt in een automotor 500 kJ aan warmte vrij. Hiermee kan 200 kJ bewegingsenergie worden gemaakt. Wat is rendement van deze auto?
A
500 / 200 -> 2,5 %
B
200 / 500 -> 0,40 %
C
500 / 200 -> 25%
D
200 / 500 -> 40%
Slide 31 - Quizvraag
Een gloeilamp levert 20J aan warmte. Het rendement is 30%. Hoeveel energie wordt verbruikt?
A
20 x 0,30 --> 6,0 J
B
20 / 0,30 --> 67 J
C
20 x 0,70 --> 14 J
D
20 / 0,70 --> 29 J
Slide 32 - Quizvraag
Wet van behoud van energie
Alle energie blijft ergens. Het verdwijnt niet. Het wordt alleen omgezet in een andere energievorm. Meestal is deze "afval" energie een vorm van warmte.
Het rendement is nooit 100%
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Aan de slag
Maak nu de rest van de opdrachten, kijk na en laat aftekenen.
Ben je klaar? Kijk de LU's van dit hoofdstuk nog even door. En ga leren voor je toets.