11.2 Bevruchting

Planning
- 5 min. herhaling 11.1
- 10 min. uitleg 11.2
- 25 min. zelfstandig werken 
- 5 min. afsluiting 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Planning
- 5 min. herhaling 11.1
- 10 min. uitleg 11.2
- 25 min. zelfstandig werken 
- 5 min. afsluiting 

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht:
Pak je laptop en log vast in op de LessonUp. 
Lees daarna blz. 63, 64 en 66. 
Doe dit alleen en in stilte. Als je eerder klaar bent, kun je vast de samenvatting van 11.1 maken achterin het hoofdstuk. 



timer
5:00

Slide 2 - Tekstslide

Zet de onderdelen van het mannelijke voortplantingsstelsel op de juiste plek in de afbeelding. 
zaadbal
bijbal
zaadleider
urinebuis
prostaat
zaadblaasjes
blaas

Slide 3 - Sleepvraag

Zet de onderdelen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel op de juiste plek in de afbeelding. 
eierstok
eileider
baarmoeder
blaas
vagina
endeldarm
wervelkolom

Slide 4 - Sleepvraag

Wat gebeurt er altijd op de eerste dag van de menstruaticyclus?
A
Baarmoederslijmvlies wordt dikker
B
Eisprong
C
Ongesteldheid
D
Ovulatie

Slide 5 - Quizvraag

Na hoeveel dagen vindt de eisprong plaats?
A
Na ongeveer 5 dagen
B
Na ongeveer 7 dagen
C
Na ongeveer 14 dagen
D
Na ongeveer 28 dagen

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer is het baarmoederslijmvlies het dikst?
A
Net na de ongesteldheid
B
Net voor de ongesteldheid
C
Tijdens de ongesteldheid

Slide 7 - Quizvraag

Herhaling in één plaatje





Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

11.2 Bevruchting

Slide 10 - Tekstslide

Alle leerdoelen van 11.2
  • Je kunt uitleggen hoe en waar de bevruchting plaatsvindt.
  • Je kent de definitie van een bevruchting.
  • Je kunt uitleggen wanneer er een bevruchting kan plaatsvinden.
  • Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting gebeurt (van bevruchting tot innesteling).
  • Je kunt enkele methoden van geboorteregeling kunnen beschrijven en de betrouwbaarheid ervan aan kunnen geven.



Slide 11 - Tekstslide

De weg van zaadcellen

- zaadcellen gaan van de vagina, door de baarmoedermond, door de baarmoeder, naar de eileider
- zaadcellen overleven ongeveer 2 tot 3 dagen

Slide 12 - Tekstslide

Bevruchting
- Bevruchting: als de celkern van de zaadcel samensmelt met de celkern van de eicel.
- Vindt plaats in de eileider

Slide 13 - Tekstslide

Van bevruchting tot innesteling
- bevruchte eicel gaat zich delen
- reist af naar de baarmoeder in ongeveer 4/5 dagen
- innesteling in baarmoederslijmvlies

Slide 14 - Tekstslide

van de eierstokken , via de eierleider, naar de baarmoeder

Slide 15 - Tekstslide

Afsluiting
Bespreek in tweetallen. Je hebt 2 minuten de tijd. 
  • Je kunt uitleggen hoe en waar de bevruchting plaatsvindt.
  • Je kent de definitie van een bevruchting.
  • Je kunt uitleggen wanneer er een bevruchting kan plaatsvinden.
  • Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting gebeurt (van bevruchting tot innesteling).



timer
2:00

Slide 16 - Tekstslide

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.2
Maken: 11.1: 1 t/m 21, 11.2: 1 t/m 19

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 17 - Tekstslide

Alle leerdoelen van 11.2
  • Je kunt uitleggen hoe en waar de bevruchting plaatsvindt.
  • Je kent de definitie van een bevruchting.
  • Je kunt uitleggen wanneer er een bevruchting kan plaatsvinden.
  • Je kunt uitleggen wat er na de bevruchting gebeurt (van bevruchting tot innesteling).
  • Je kunt enkele methoden van geboorteregeling kunnen beschrijven en de betrouwbaarheid ervan aan kunnen geven.



Slide 18 - Tekstslide

Hoe voorkom je zwangerschap?
Als je juist niet zwanger wilt worden, moet je voorbehoedsmiddelen gebruiken.
Een voorbehoedsmiddel is goed als het aan de volgende voorwaarden voldoet: 
  1. Het voorkomt een zwangerschap
  2. Het is gemakkelijk in gebruik
  3. Het is niet schadelijk voor de gezondheid

Slide 19 - Tekstslide

Condoom
Het condoom is het enige voorbehoedsmiddel wat ook beschermt tegen SOA's!

Vangt zaadcellen op.

Slide 20 - Tekstslide

Anticonceptiepil/ pleister/staafje
Bevatten hormonen die de eisprong voorkomen -> er is dus geen rijpe eicel om te bevruchten.

Staafje: zit 3 jaar, wordt geplaatst door huisarts
Pleister: elke week een nieuwe, na 3 weken 1 stopweek
Pil: 28 dagen slikken (3 weken), daarna 1 stopweek
De pil beschermt niet tegen SOA's!


Slide 21 - Tekstslide

Spiraaltje
Wordt in de baarmoeder geplaatst door (huis)arts.

1. Het slijm aan het begin van je baarmoedermond wordt dikker. Zaad (sperma) van de man komt daar minder goed doorheen.
2. Voorkomt innesteling (als er toch bevruchting heeft plaatsgevonden)

Koperspiraal zit 5-10 jaar, zonder hormonen
Hormoonspiraal zit 5 jaar, 1 soort hormoon

Slide 22 - Tekstslide

Sterilisatie
Een niet-tijdelijk voorbehoedsmiddel is sterilisatie. Bij sterilisatie worden de zaadleiders bij een man en de eileiders bij een vrouw afgebonden en doorgesneden.

Slide 23 - Tekstslide

Onbetrouwbare methoden
Coïtus interruptus/terugtrekken: de man trekt zijn penis terug uit de vagina voordat hij klaarkomt. 

Periodieke onthouding: het stel heeft geen geslachtsgemeenschap tijdens de vruchtbare periode. 

Slide 24 - Tekstslide

Misschien toch zwanger?
Morning-afterpil: werkt tot 72 uur na de mogelijke bevruchting
Stelt de eisprong uit. Let op! een morning-afterpil voorkomt niet altijd een zwangerschap. Als er al een eitje is vrijgekomen, kan de morning-afterpil niets meer doen. Het eitje kan dan bevrucht worden door een zaadcel. 

Abortus: mogelijk tot 22 weken in Nederland

Slide 25 - Tekstslide

Maken
Eerste 8 minuten in stilte
Zelf bestuderen/doorlezen: 11.2
Maken: 11.1: 1 t/m 21, 11.2: 1 t/m 19

Klaar? Nakijken -> antwoorden staan op itslearning, daarna maken samenvatting of testjezelf 

timer
8:00

Slide 26 - Tekstslide

Een vrouw heeft zich laten steriliseren. Vinden bij deze vrouw nog menstruatie en ovulatie plaats?
A
Wel menstruatie en geen ovulatie
B
Alleen ovulatie en geen menstruatie
C
Zowel menstruatie als ovulatie
D
Zowel geen menstruatie als geen ovulatie

Slide 27 - Quizvraag

Drie voorbehoedsmiddelen zijn de pil, het condoom en het spiraaltje. Bij welke van deze voorbehoedsmiddelen berust de werking op het voorkomen van ovulatie?
A
Bij de pil
B
Bij de pil en condoom
C
Bij de pil en het spiraaltje
D
Bij alle drie.

Slide 28 - Quizvraag