Taaldorp - the travel agency

Taaldorp the travel agency
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taaldorp the travel agency

Slide 1 - Tekstslide



At the end of this lesson you'll be able to use correct words and sentences at the travel agency

Slide 2 - Tekstslide

Watching and listening English.

Kijk en luister naar de video op de volgende slide en vul de ontbrekende woorden in

Slide 3 - Tekstslide

3

Slide 4 - Video

Vocabulary @ the travel agency

Slide 5 - Tekstslide

passengers
room
flight
book
reserveren
Vlucht
passagiers
kamer

Slide 6 - Sleepvraag

00:22
Welk woord moet op de streep staan?

Slide 7 - Open vraag

00:25
Welk woord moet op de streep staan?

Slide 8 - Open vraag

00:28
Welk woord moet op de streep staan?

Slide 9 - Open vraag

Which of the following things
is an example of ‘baggage’?
A
a suitcase
B
an airport
C
a ticket
D
a train

Slide 10 - Quizvraag

A ‘border’ is a line on a map that
separates two ….
A
people
B
countries
C
hotels
D
lakes

Slide 11 - Quizvraag

At which of the following places
can you ‘check-in’?
A
a cruise ship
B
a hotel
C
an airport
D
all three

Slide 12 - Quizvraag

Which of the following words
means ‘depart’?
A
stand
B
sit
C
leave
D
arrive

Slide 13 - Quizvraag

Your ‘destination’ means the
place that you ….
A
like
B
don't like
C
travelled from
D
are travelling to

Slide 14 - Quizvraag

The opposite of an ‘entrance’ is
an
A
embassy
B
exit
C
airport
D
arrival

Slide 15 - Quizvraag

A '... book' can give you useful information when you travel
A
guide
B
cook
C
comic
D
telephone

Slide 16 - Quizvraag

Many people will probably want to ... when they see a 'landmark'
A
eat something
B
take a picture
C
run away
D
get on a train

Slide 17 - Quizvraag

Which of the following words means 'location'
A
name
B
price
C
place
D
time

Slide 18 - Quizvraag

What can a 'passport' allow you to do?
A
buy a ticket
B
say "hello" in French
C
travel to another country
D
buy lunch

Slide 19 - Quizvraag

At which of the following places might you 'sightsee'
A
Egypt
B
your hotel room
C
an airport
D
the Pacific Ocean

Slide 20 - Quizvraag

When a person travels for fun, he or she is a...
A
tour guide
B
tourist
C
tour group
D
all three

Slide 21 - Quizvraag

5

Slide 22 - Video

Slide 23 - Link

2

Slide 24 - Video

01:43
Welk woord moet op de streep staan?

Slide 25 - Open vraag

01:46
Welk woord moet op de streep staan?

Slide 26 - Open vraag

terrible
surname 
last name
check-in
trip
reis
inchecken
verschrikkelijk
achternaam

Slide 27 - Sleepvraag

00:57
Welk woord moet op de streep staan?

Slide 28 - Open vraag

01:01
welk woord moet op de streep staan?

Slide 29 - Open vraag

01:03
Welk woord moet op de streep staan?

Slide 30 - Open vraag

01:10
Lukt het spellen nog niet? 
ga dan op de volgende slide naar de website allesvoorengels en oefen daar het alfabet

Slide 31 - Tekstslide

01:10
Spel nu je eigen naam (hardop) lukt dit?
ja
nee

Slide 32 - Poll

Assignment at the travel agency
You now know a lot of new vocabulary that you use at a  the travel agency
Je gaat nu een gesprekje schrijven (in het engels) dat je kunt hebben in een reisbureay
Je gebruikt minstens 7 zinnen per persoon (1 reisagent, 1 klant)
Stuur het gesprekje naar mij toe via teams

Slide 33 - Tekstslide