M1 Woordenboek les 2

Welcome 


Lesson 2
Dictionary


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome 


Lesson 2
Dictionary


Slide 1 - Tekstslide

Today's class
Doel: Je leert een Engels-Nederlands woordenboek gebruiken.

1. We gaan Engelse woorden op alfabetische volgorde zetten en hun betekenis opzoeken.
2. We kijken naar de verschillen tussen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden.
3. We zoeken de betekenis van woorden die niet letterlijk in het woordenboek staan. 

Slide 2 - Tekstslide

Waar staan de woorden in de juiste alfabetische volgorde?
A
tree - treat - threat
B
treat - threat - tree
C
threat - tree - treat
D
threat - treat - tree

Slide 3 - Quizvraag

Waar staan de woorden in de juiste alfabetische volgorde?
A
sand - steep - step
B
step - sand - steep
C
sand - steep - step
D
steep - step - sand

Slide 4 - Quizvraag

In het Engels lijken werkwoorden en zelfstandig naamwoorden heel erg op elkaar:

Kijk naar: to insult - an insult

  • Bij een (heel) werkwoord staat altijd 'to'
  • Bij een zelfstandig naamwoord staat 'a',  'an' of 'the'
  • In het woordenboek staat bij een werkwoord 'ww'
  • En bij een zelfstandig naamwoord 'zn'

Slide 5 - Tekstslide

Soms horen de woorden bij elkaar, en soms juist helemaal niet!

Voorbeelden:
  • to train vs. a train
  • to ground vs. the ground
  • to mop vs. a mop

Slide 6 - Tekstslide

Find the following words
  • match
  • to match
timer
1:30

Slide 7 - Tekstslide

Find the following words
  • stand
  • to stand
timer
1:30

Slide 8 - Tekstslide

Find the following words
  • stuff
  • to stuff
timer
1:30

Slide 9 - Tekstslide

Welke woorden in de volgende zinnen staan niet zo in het woordenboek? 
Hoe staan ze er wel in? 

Voorbeeld: 
She walks to work every day. 
  • walks
Where is the tallest building?
  • tallest

Slide 10 - Tekstslide

She is working very hard.
A
she
B
is working
C
very
D
hard

Slide 11 - Quizvraag

The cat is meaner than the dog.
A
cat
B
meaner
C
than
D
dog

Slide 12 - Quizvraag

He was thrown in jail.
A
he
B
thrown
C
in
D
jail

Slide 13 - Quizvraag

Find the following words
  • meaner
  • thrown
  • weirdest
  • going
timer
3:00

Slide 14 - Tekstslide

Ik kan woorden op alfabetische volgorde zetten.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Ik kan Engelse woorden opzoeken in een woordenboek.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Ik kan ook woorden die niet precies als in de tekst in het woordenboek staan, opzoeken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll