13.1 Eten (deel 1 en deel 2)

Hoofstuk 13 
Dieren en planten
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Hoofstuk 13 
Dieren en planten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
  • Planning It's Learning
  • Leerdoelen
  • Filmpje
  • Uitleg
  • Opdrachten maken 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen waarom plantaardig voedsel moeilijk te verteren is.
  • aan de hand van het gebit en/of de darmen benoemen welke soort eter het zoogdier is (planten-, vlees- of alleseter).
  • uitleggen wat een energiebalans is en waar dieren de energie uit hun voedsel voor gebruiken.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn planten moeilijker te verteren?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zijn koeien dikker dan honden?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk dier heeft de langste darmen?
Verteren is het klein maken van voedsel. Dit gebeurt in het verteringsstelsel.

Planten verteren lukt alleen als het voedsel lang in het verteringsstelsel zit.
Planteneters hebben een extra lang verteringsstelsel. Daarom heeft een koe ook een dikke buik (meerdere magen en lange darmen).

Het verteringsstelsel van een mens in middellang, omdat wij alleseters zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planteneter
Voedsel gaat eerst naar de pens: bevat bacteriën die helpen met verteren van de celwand. Dan 'boert' hij het eten weer op om meerdere keren te herkauwen.

Dan gaat het naar de volgende magen, 
waar er verder verteerd wordt.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kauwen dieren?
Planteneters - bijv. koeien
Plooikiezen 
Kauwt 'dwars' op de richting van de plooien.

Vleeseters - bijv. honden
Grotere scherpe hoektanden en knipkiezen  

Alleseters - bijv. mensen en varkens
Snijtanden en hoektanden en knobbelkiezen 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Plantaardig voedsel

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiebalans
Dieren moeten genoeg energie uit hun voedsel binnenhalen om te kunnen overleven. 
In een energiebalans kan je zien hoeveel energie een dier binnenkrijgt en waarvoor hij die energie gebruikt.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energiebalans
E: energie
B: beweging
T: temperatuur
P: produceren van nieuwe cellen
U: wat het lichaam uit gaat
      (poep, urine, zweet)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je aan het gebit van dieren zien?
A
In welke omgeving het dier leeft.
B
Wat voor voedsel een dier eet
C
Wat een dier lekker vindt
D
Hoe groot een dier is.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dier heeft knipkiezen. Dit dier is een:
A
Planteneter
B
Alleseter
C
Vleeseter

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het gebit van een zeehond zitten snijtanden en scherpe kiezen. Ook heeft hij grote hoektanden. Bij welke groep dieren hoort een zeehond?
A
Alleseters
B
Vleeseters
C
Plantenetesr

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten van 13.1

Basis: 3 t/m 9, 13 t/m 15
Extra oefening: 1, 2, 10 t/m 12


VANAF NU ALTIJD B-BOEK MEE!
A-boek niet weggooien! Volgend jaar weer nodig.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les - par. 13.1 deel 2
FOTOSYNTHESE
  • Voorkennis
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Opdrachten maken 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is plantaardig voedsel moeilijk te verteren?
A
Planten hebben vaak doornen of zijn giftig
B
Plantencellen hebben een celwand
C
Er zit weinig energie in planten
D
Het verteringsstelsel is niet ingesteld op planten.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat eet dit dier?
A
Planten
B
Vlees
C
Zowel planten als vlees

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Wat is dit voor dier?
A
Omnivoor
B
Carnivoor
C
Herbivoor

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een olifant is een herbivoor. Bekijk het gebit. Kauwt een olifant van links naar rechts of van voor naar achter?
A
links naar rechts
B
voor naar achter

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

13.1 (deel 2)
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen wat fotosynthese is (welke stoffen nodig zijn en wat er ontstaat).
  • opnoemen welke andere stoffen er met behulp van glucose gemaakt worden en uitleggen waar ze voor gebruikt worden.
  • beschrijven hoe eencellige organismen stoffen kunnen op- en afnemen (endocytose, exocytose).
  • uitleggen wat actief en passief transport is.
  • de processen osmose en diffusie beschrijven.
  • de onderdelen van een plantencel benoemen.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe krijgen planten energie?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe 'eten' planten
Groene planten maken zelf glucose tijdens 
fotosynthese:
  • koolstofdioxide en water nodig
  • glucose en zuurstof ontstaan



De energie die nodig is om glucose te maken 
haalt de plant uit zonlicht





Waar haalt de plant koolstofdioxide (CO2) en water vandaan?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe 'eten' planten
Van glucose maakt de plant andere 
voedingstoffen zoals: 
zetmeel, vetten, eiwitten en vitaminen.

Daarvoor zijn mineralen nodig, die zuigt de 
plant op met de wortels. 




Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De plant haalt dus mineralen en water uit de grond en maakt zelf glucose (een koolhydraat). 

Welke vier andere voedingsstoffen heeft hij dan nog niet?
Zetmeel, vetten, eiwitten en vitaminen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Andere voedingsstoffen
Reservestoffen
  • Zetmeel: opslag in wortels/knollen/zaden/bollen.
  • Vetten: opslag in zaden (bv. pinda's)
Bouwstoffen
  • Eiwitten: nodig voor groei.
Beschermende stoffen
  • Vitaminen

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Snelheid 1,25 zetten
Onderdelen plantencel

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eencellige organismen
Bijv. pantoffeldiertje of amoebe. Eten algen (o.a.).
Eet door celmembraan om alg te doen en het op te nemen. Dan wordt de alg verteerd in de cel.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe 'eten' eencellige organismen?
Proces = endocytose
Deel van het celmembraan vouwt om het te eten eencellige plantje (=alg) en wordt zo opgenomen.

Proces = exocytose
Onverteerde resten of andere grote stoffen worden verpakt in blaasjes en deze vloeien samen met het celmembraan. Inhoud wordt zo naar buiten afgegeven.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief en passief transport
Andere stoffen kunnen ook uitgewisseld worden met omgeving. Dit kan op twee manieren:
  • het gaat 'vanzelf': passief transport


  • het kost de cel energie: actief transport


  • diffusie
  • osmose 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diffusie
Zuurstof en koolstofdioxide passeren het celmembraan vanzelf, dit kost geen energie. Dit heet diffusie
  • bij verschil in concentratie (binnen/buiten de cel)
  • stof gaat door het membraan
  • stof gaat van hoge concentratie naar lage concentratie (gelijke verdeling)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Osmose - 'diffusie' van water
Water gaat via osmose de cel in of uit, dit kost de cel geen energie.
  • deeltjes kunnen niet door membraan, dus water gaat door membraan
  • water gaat van kant met lage concentratie naar kant met hoge concentratie (gelijke verdeling van stoffen)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je kunnen?
  • uitleggen wat actief en passief transport is.
  • de processen osmose en diffusie beschrijven.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag... 

Opdrachten van 13.1 huiswerk voor volgende les
Basis: (3 t/m 9, 13, 16) 17, 20, 21
Extra oefening: (1, 2, 10 t/m 12) 18 en 19


Lees als je klaar bent blz. 162 en maak opdrachten 22 en 24.

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les 
  • Wat weten we nog?
  • Opdrachten bespreken / nakijken (10 minuten)
  • Uitleg over 13.1 deel 3
  • Opdrachten maken
  • Uitleg over 13.2 deel 1

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • een aantal verschillende manieren noemen waarop prooidieren zichzelf beschermen.
  • een aantal verschillende manieren noemen waarop planten zichzelf beschermen.
  • de onderdelen herkennen en benoemen van een plantencel.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten
Hoe voorkomen organismen dat ze worden opgegeten?
1. Planteneters grote oren en ogen aan zijkant
-> snellere waarneming en snel vluchten
2. Camouflage --> door niet op te vallen in hun omgeving
3. Mimicry --> lijken op een ander gevaarlijk dier (bijvoorbeeld
 zweefvliegen die op wespen lijken)

Planten: doorns, maken van bittere stoffen (soms giftig!), 
brandharen... 



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Camouflage: niet opvallen in de omgeving

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten?
Mimicry: lijken op een ander (giftig) dier

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor worden organismen niet gegeten?

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een voorbeeld van
A
Camouflage
B
Mimicry
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag... 


Basis: (3 t/m 9, 13, 16) 17, 20, 21, 22 en 24
Extra oefening: (1, 2, 10 t/m 12) 18 en 19


Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets evalueren
Open de enquête op It's Learning in de planner.

Bekijk de toets en controleer wat er goed/fout is gegaan.

Bedenk wat je de komende periode hetzelfde wil doen of wat je op een andere manier gaat aanpakken!

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies