Bijvoeglijke bijzin 2vwo

10 min lezen
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 min lezen

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag

- Herhaling zinsdelen tot nu toe
- Uitleg bijvoeglijke bijzin
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Is het een koppelwerkwoord of niet?
Koppelwerkwoord
Geen koppelwerkwoord

Zijn

Blijven

Hebben

Kijken

Schijnen

Herhalen


Worden

Blijken

Schrijven

Gaan

Nemen

Lijken

Slide 3 - Sleepvraag

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Lotje is erg aardig geweest voor de buurvrouw.
A
is
B
is geweest
C
is erg aardig
D
is erg aardig geweest

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het lv in de volgende zin:
Levi kleedt zich aan.
A
Levi
B
kleedt aan
C
zich
D
heeft geen lv

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de lv in de volgende zin:
Levi bedenkt zich vaak.
A
Levi
B
bedenkt
C
zich
D
heeft geen lv

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de bijv.bep in de volgende zin:
De boeken van de bibliotheek zijn te laat ingeleverd.
A
De boeken
B
van de bibliotheek
C
te laat
D
zijn ingeleverd

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het obwb in deze zin:
De trol slaapt onder een hele grote brug.
A
Trol
B
onder
C
hele grote
D
hele

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de bijst. in de volgende zin:
Mijn hondje, Spooky, houdt niet van regen.
A
Mijn hondje
B
Spooky
C
houdt niet
D
regen

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is de bijzin:
Doordat Riks te laat vertrok, miste hij zijn trein...
A
Doordat Riks te laat vertrok
B
miste hij zijn trein.
C
Er zijn twee hoofdzinnen

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is de bijzin:
Max schrijft een boek en Lola schildert
A
Max schrijft een boek
B
Lola schildert
C
Er zijn twee hoofdzinnen

Slide 11 - Quizvraag

Welke rol heeft de bijzin in de volgende zin:
Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.
A
Onderwerpszin
B
Lijdendvoorwerpzin
C
Meewerkendvoorwerpzin
D
Bijwoordelijkebepalingzin

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de bwb in de volgende zin:
Als de lente komt dan stuur ik jou een mooie bos bloemen.
A
Als de lente komt
B
dan
C
een mooie bos bloemen
D
mooie

Slide 13 - Quizvraag

Bijvoeglijke bijzin
Blz 230, 231

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de bijvoeglijke bijzin?
Niet alleen de bijvoeglijke bepaling zegt iets over een kernwoord, dat kan ook een bijvoeglijke bijzin doen. Een bijzin die iets zegt over een kernwoord dus!


Bijvoorbeeld:
1. Het bronzen standbeeld. Bijv.bep= bronzen -> standbeeld.
2. Het standbeeld dat van brons is gemaakt. Bijv. bijzin= dat van brons is gemaakt -> standbeeld

Slide 15 - Tekstslide

Bijv.bep of bijv. bijzin?
Het schilderij, die nu in de opslag staat, wordt binnenkort naar Duitsland verhuist.
A
bijv. bep
B
bijv. bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Hoe herken je de bijvoeglijke bijzin?

- Begint vaak met die of dat
- staat direct achter een kernwoord
- is een bijzin en heeft dus een eigen persoonsvorm
- kun je meestal weglaten, dan klopt de zin alsnog

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de bijv.bijzin in de volgende zin:
Van de twee taarten kiest Femke deze, die ze het lekkerst vindt.
A
twee
B
taarten
C
deze
D
die ze het lekkerst vindt

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de bijv.bijzin in de volgende zin:
In het hotel, die bovenaan de heuvel staat, zijn de mooiste kamers.
A
Hotel
B
die bovenaan de heuvel staat
C
zijn de mooiste kamers
D
mooiste

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag
Huiswerk:
Cursus 5 grammatica, §13 bijvoeglijke bijzin
opdracht 2, 4,5 en 6
(blz. 230, 231)

Slide 20 - Tekstslide