KD Int Les 8 H2o11 referentie/ normen waarden

 Wat is cultuur?
Keuzedeel Internationaal 1:
overbruggen (interculturele) diversiteit
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Keuzedeel INTMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

 Wat is cultuur?
Keuzedeel Internationaal 1:
overbruggen (interculturele) diversiteit

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les...
Theoriebronnen:
- De Nederlandse cultuur
- Vooroordelen en stereotypen
Maken:





Slide 2 - Tekstslide

- 24,7 %
- Cultuur is een vorm van mentale programmering. Het zijn patronen van gedachtes, gevoelens en gedrag.
- Elke cultuur heeft eigen normen en waarden
- Veel culturen hebben religie als basis. Zijn wel 2 verschillende dingen, lopen vaak door elkaar heen
Licentie.
 BoomBeroepsonderwijs
Hoofdstuk 2 is af

 




Slide 3 - Tekstslide

- 24,7 %
- Cultuur is een vorm van mentale programmering. Het zijn patronen van gedachtes, gevoelens en gedrag.
- Elke cultuur heeft eigen normen en waarden
- Veel culturen hebben religie als basis. Zijn wel 2 verschillende dingen, lopen vaak door elkaar heen
Vandaag 
  1. Referentiekader
  2. presenteren met  beoordelingscriteria van  het examen keuzedeel internationaal
3. examens doornemen

Slide 4 - Tekstslide

Op basis van je vooroordelen denk je te weten hoe iemand is en hoe je diegene moet behandelen. 
Bijvoorbeeld wanneer iemand niet aangenomen wordt voor een bepaalde baan omdat hij te oud is, dan valt dit onder leeftijdsdiscriminatie. Maar ook op basis van andere kenmerken kunnen mensen gediscrimineerd worden. Bijvoorbeeld vanwege iemands seksuele geaardheid, iemands geloof of omdat iemand een handicap heeft. Wanneer het gaat om discriminatie op basis van iemands afkomst, noem je dit racisme.
Examen

Slide 5 - Tekstslide

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Examen

Slide 6 - Tekstslide

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.
Beschrijf/ presenteer
  1. Wat is het? Ontstaansgeschiedenis? Hoe lang bestaat het?
  2. wanneer
  3. voor wie
  4. waarom
  5. welke attributen/ spullen/ kleding
  6.  Zoek een kort filmpje
  7. Beschrijf drie feiten die we nog niet wisten

Slide 7 - Tekstslide

Op basis van je vooroordelen denk je te weten hoe iemand is en hoe je diegene moet behandelen. 
Bijvoorbeeld wanneer iemand niet aangenomen wordt voor een bepaalde baan omdat hij te oud is, dan valt dit onder leeftijdsdiscriminatie. Maar ook op basis van andere kenmerken kunnen mensen gediscrimineerd worden. Bijvoorbeeld vanwege iemands seksuele geaardheid, iemands geloof of omdat iemand een handicap heeft. Wanneer het gaat om discriminatie op basis van iemands afkomst, noem je dit racisme.

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit: waarom gaat de integratie van Polen zo moeizaam?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
Je eigen cultuur, je kennis en je ervaringen zijn het uitgangspunt waarmee je naar de wereld kijkt. Het is je referentiekader.

Slide 11 - Tekstslide

Met dit referentiekader vergelijk je alles wat je ziet. 
Zo bepaal je wat normaal is en wat niet. 

Je referentiekader bepaalt niet alleen hoe je over iets denkt maar ook hoe je op iets reageert. Welk gedrag je laat zien.

Mensen met een andere cultuur hebben een ander referentiekader. Zij ervaren de wereld daardoor anders en vinden andere dingen normaal dan jij. Hun referentiekader zorgt er ook voor dat ze anders reageren op situaties.
Waar denk je aan
het woord familiediner?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Hoe komt het dat niet iedereen hetzelfde beeld heeft bij dit woord?
-> Jouw beeld bouw jij op door ervaringen in relatie met mensen om je heen. Deze ervaringen vormen je referentiekader.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie factoren die ons referentiekader beïnvloeden
1. Onze voorgeschiedenis 
2. Ons zelfbeeld, hoe we naar ons zelf kijken
3. Onze verwachtingen.

- Wat denk je dat je van iemand moet weten om zich goed in hem/ haar te kunnen inleven?
- Op welke manier kan je meer te weten komen over het referentiekader van (bijvoorbeeld de kinderen waarmee je stage loopt)?


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luisteren in referentiekaders

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht: 
- Verhaal voorlezen
- Vragen stellen
- Antwoorden bespreken
Je ouders in huis nemen als ze "bejaard" zijn, zodat zij kunnen helpen met koken en kunnen oppassen op de jonge kinderen (4x)
A
Normaal
B
Niet normaal

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meisjes in minirokjes en korte topjes laten rondlopen is vragen om moeilijkheden
A
Normaal
B
Niet normaal

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Honden en katten als huisdier hebben
A
Normaal
B
Niet normaal

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gearrangeerde huwelijken
A
Normaal
B
Niet normaal

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Examen 
Keuzedeel Internationaal

Slide 21 - Tekstslide

Met stereotypen worden mensen in hokjes geplaatst. Daarmee is de wereld overzichtelijk en voorspelbaar. 
Je kunt mensen en situaties sneller inschatten en daardoor snel reageren.

Voorbeelden:
- Zie je iemand lopen op klompen dan zal dat wel een boer zijn. 
 - Die jongen die zich zo vrouwelijk gedraagt zal wel homo zijn.

Slide 22 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe houd jij rekening met de verschillen tussen de cliënten /verwanten op je BPV?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Einde van de les
Terugblik
  • Wat heb je geleerd en wat neem je mee?
  • Zijn er nog vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Theorie 
Wat is diversiteit? Verschil tussen mensen
Diversiteit in bijvoorbeeld:
- Achtergrond
- Interesse 
- Behoeftes
- Geloofsovertuiging

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarden en normen
Waarden: Dit zijn ideeën wat goed gedrag en minder goed gedrag is.
Normen: Regels voor gedrag die vanuit waarden ontstaan

Voorbeeld:
Behulpzaamheid
Als een oudere valt, help je hem of haar overeind

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies