referentiekader

Referentiekader
Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Referentiekader
Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie 
Wat is diversiteit? Verschil tussen mensen
Diversiteit in bijvoorbeeld:
- Achtergrond
- Interesse 
- Behoeftes
- Geloofsovertuiging

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
  • Je interpretatie van een boodschap wordt bepaald door je referentiekader:
    persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaring. Het bepaalt de manier waarop je tegen gebeurtenissen aankijkt. 
  • Jouw referentiekader wijkt af van dat van anderen, dus dat kan ervoor zorgen dat je boodschappen anders opvat dan ze bedoeld zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarden en normen
Waarden: Dit zijn ideeën wat goed gedrag en minder goed gedrag is.
Normen: Regels voor gedrag die vanuit waarden ontstaan

Voorbeeld:
Behulpzaamheid
Als een oudere valt, help je hem of haar overeind

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Normen
Waarden
Geduld hebben
Respect tonen
In de rij wacht je netjes tot je aan de beurt komt
Eerlijkheid
Als de kassière je teveel geld teruggeeft, dan zeg je dat en geef je dat weer terug
Iemand uitlachen is niet leuk

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe houd jij rekening met de verschillen tussen de kinderen/ouders op je BPV?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan
het woord familiediner?

Slide 7 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Theorie
Hoe komt het dat niet iedereen hetzelfde beeld heeft bij dit woord?
-> Jouw beeld bouw jij op door ervaringen in relatie met mensen om je heen. Deze ervaringen vormen je referentiekader.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drie factoren die ons referentiekader beïnvloeden
1. Onze voorgeschiedenis 
2. Ons zelfbeeld, hoe we naar ons zelf kijken
3. Onze verwachtingen.

- Wat denk je dat je van iemand moet weten om zich goed in hem/ haar te kunnen inleven?
- Op welke manier kan je meer te weten komen over het referentiekader van (bijvoorbeeld de kinderen waarmee je stage loopt)?


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog?

Slide 10 - Open vraag

Wat je ziet, heeft te maken met je referentiekader; met de manier waarop je naar dingen kijkt. (Dit beeld hebben wij in de les over waarnemen en interpreteren al behandeld) 

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

3.Wat betekent referentiekader?
A
De normen en waarden die je zelf kent en gebruikt
B
Een voorbeeld uit je leven
C
Een rolemodel (voorbeeldpersoon)
D
Een les uit je leven.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Referentiekader
  • Waarden, normen
  • Opvoeding
  • Leefsituatie
  • Je werk
  • De media
  • Je vrienden
  • Hoe je geleerd hebt met elkaar om te gaan

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
Een document aan voor deze opdracht.  In deze les ga je aan de slag met deze opdracht. Je stuurt deze vervolgens door naar de docent.



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: referentiekader
Geef antwoord op de volgende vragen:
1. Noem 3 waarden en 3 normen die jij belangrijk vindt. Zet erbij waarom deze waarden en normen belangrijk voor je zijn.
2.Beschrijf in het kort hoe je bent opgevoed. Zijn je ouders streng met veel regels, laten ze je heel vrij of voeden ze je democratisch op (van allebei wat). 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervolg opdracht 1
3. Beschrijf of je in een dorp of een stad woont. Zet erbij wat je hiervan vindt.
4. Heb je een baantje? Zo ja, waar werk je en hoe vind je dit?
5. Welke social media gebruik je? Hoe vaak gebruik je dit?
6. Met wie ga je het meest om? Met mensen van school of buiten school, met mensen die je kent van een sport of familie of .....

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies