1. Staat er was / were / could in de zin? JA? Zet 'was / were / could' vooraan de zin en
een vraagteken erachter!
I was walking, Was I walking?
Nee? Dan zet je did vooraan de zin. Het werkwoord moet dan terug naar de tegenwoordige tijd. (zoek het woord op de lijst, rij 1!)
I walked home. Did I walk home?