5.1 reuk, 5.2 smaak, 5.3 gehoor en evenwicht, 5.4 huidgevoel

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis. Via welke soort neuronen geven zintuigen impulsen af? (T1-vraag)

Slide 2 - Open vraag

Koud zwembad
  • Soms voelt het water heerlijk warm, andere keren heel erg koud. De watertemperatuur is echter altijd gelijk.

Leerdoelen:
Je weet hoe je lichaam hoort, ruikt, voelt en proeft.
Hiervoor moet je de onderdelen van het oor, de tong, de neus en de huid kennen 

BRON: BINAS 87, §5.1 t/m 5.4 

Slide 3 - Tekstslide

Succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: adequate prikkels, chemische receptoren, mechanische receptoren, pijnreceptoren, temperatuur receptoren
  • je kunt de de leerdoelen in begrijpelijke taal aan een ander uitleggen.
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken.

BRON: BINAS  87 en  §5.1 t/m 5.4

Slide 4 - Tekstslide

Zoek op. Wat is een mechanische receptor? (R-vraag)

Slide 5 - Open vraag

Zoek op. Wat is een chemische receptor? (R-vraag)

Slide 6 - Open vraag

5.1 reuk
chemische receptoren gelegen in reukslijmvlies

adequate prikkel = gasvormige stoffen en in slijm opgeloste geurmoleculen

Slide 7 - Tekstslide

De persoon naast je in de klas laat een vieze scheet. In welk deel van je hersenen wordt dit verwerkt? (T1-vraag)
A
Hersenstam
B
Grote hersenen
C
Kleine hersenen

Slide 8 - Quizvraag

5.2 smaak
Chemische receptoren gelegen in smaakpapillen

adequate prikkel = zoet, zuur, zout, bitter, umami

Slide 9 - Tekstslide

Proeven met smaak én geur
Als je eet, proef je veel meer dan
5 smaken.

Dat komt doordat je ook ruikt.

Bij proeven voegen je hersenen de informatie van de smaakzintuigen en het reukzintuig samen.

Hierdoor proef je wat je eet.
Bron 4

Slide 10 - Tekstslide

Je proeft eerst aardbeienranja en vervolgens frambozenranja. Waardoor proef je voornamelijk het verschil? (T1-vraag)
A
Door je smaakzintuigen
B
Door je reukzintuigen

Slide 11 - Quizvraag

Een persoon is zwaar neusverkouden en kan daardoor niet goed proeven wat hij eet. Hij bedenkt hiervoor de volgende verklaringen:

1 - de prikkeldrempel van de smaak- en reukreceptoren is door de verkoudheid sterk verlaagd,
2 - de smaakreceptoren zijn door de verkoudheid met slijm bedekt,
3 - de reukreceptoren functioneren niet goed doordat ze bedekt zijn met slijm.

Welke verklaring(en) is/zijn juist (T2-vraag)
A
Verklaring 1
B
Verklaring 2
C
Verklaring 3
D
Verklaring 2 & 3

Slide 12 - Quizvraag

Je gaat naar de Subway en de geur die je daar waarneemt associeer je met je vakantie naar Frankrijk. Waar in je hersenen vindt deze associatie plaats? (T2-vraag)
A
Primaire motorische centra
B
Secondaire motorische centra
C
Primaire sensorische centra
D
Secondaire sensorische centra

Slide 13 - Quizvraag

5.4 Huidgevoel
mechanische receptoren - adequate prikkel is vormverandering (tast- en drukreceptoren)

temperatuurreceptoren registeren of het voorwerp/ de lucht, warmer of kouder is dan je huid (verschillen waarnemen)

pijnreceptoren = vrije zenuwuiteinden die een pijnwaarwording geven bij lichte of dreigende schade, bij echte beschadiging hevige pijn (pijn waarschuwt tegen gevaar)


Slide 14 - Tekstslide

Als je 's ochtends vroeg in de zomer naar een buitenzwembad gaat dan voelt het water lekker warm aan. Gek genoeg voelt datzelfde water vaak later in de middag juist koud aan.
Verklaar hoe dit kan. Noem in je antwoord warmte - en koude receptoren (I-vraag)

Slide 15 - Open vraag

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 16 - Tekstslide

5.3 gehoor
mechanische receptoren gelegen in slakkenhuis

adequate prikkel = geluidstrilling met bepaalde frequentie

route trilling = trommelvlies - gehoorbeentjes - vlies binnenoor - vloeistof in slakkenhuis

Slide 17 - Tekstslide

Oor
Uitwendige oor: oorschelp, oorsmeerkliertjes, gehoorgang

Middenoor: trommelvlies, gehoorbeentjes, trommelholte

Binnenoor: slakkenhuis, gehoorzenuw, buis van Eustachius, evenwichtsorgaan 

Geluid gaat via oorschelp - gehoorgang, trommelvlies, gehoorbeentjes, slakkenhuis

Slide 18 - Tekstslide

                           is de                                 prikkel voor het oog.

Geluid is de prikkel voor het                   .  
Een prikkel wordt pas waargenomen als deze  sterker is dan de                           . Dan wordt het elektrische signaal omgezet in een         

adequate
 oor 
licht
drempelwaarde 
impuls 

Slide 19 - Sleepvraag

 Je kunt de route die een geluidstrilling aflegt door de onderdelen van het oor noemen
-->
-->
-->
-->
-->
gehoorbeentjes trillen
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen

Slide 20 - Sleepvraag

Het slakkenhuis
hoge geluiden:
begin van het slakkenhuis

lage geluiden: eind van het slakkenhuis

zintuigcellen aan het begin van het slakkenhuis raken sneller beschadigt, wat is het gevolg?


Slide 21 - Tekstslide


Welke onderdelen vind je in het binnenoor? (T1-vraag)
A
trommelholte, slakkenhuis en gehoorzenuw
B
slakkenhuis en gehoorzenuw
C
slakkenhuis, buis van Eustachius en gehoorzenuw
D
slakkenhuis en buis van Eustachius

Slide 22 - Quizvraag

gehoorbeschadiging
harde geluiden kunnen de geluidsreceptoren kapot maken = onherstelbaar en niet op te lossen met gehoorapparaat (lawaaidoofheid)

overprikkeling zorgt voor continue impulsen = piep (tinnitus) 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video


A
Gehoorbeentjes
B
Slakkenhuis
C
Trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 25 - Quizvraag

Waar worden hoge geluiden doorgegeven? (T1-vraag)
A
aan het begin van het slakkenhuis
B
In het midden van het slakkenhuis
C
aan het einde van het slakkenhuis

Slide 26 - Quizvraag

Welke soort receptoren zijn verantwoordelijk voor je evenwicht (R-vraag)
A
Mechanische receptoren
B
Chemische receptoren

Slide 27 - Quizvraag

Aan de slag
  • Maak de basiskennisvragen van 5.4
  • Maak een samenvatting van 5.1 t/m 5.4






Slide 28 - Tekstslide