verledentijd zwakke werkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Wat is de verleden tijd?

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

werd

kookt

gaf

leert

Wat zijn zwakke werkwoorden?

Wat is een zwak werkwoord?

1. Slapen
2. Zetten
3. Durven
4. Schieten

fietsen

worden

koken

hebben

schrijven

lachen

dansen

sterk werkwoord

zwak werkwoord

Wij ... gisteren voor mijn ouders.
Vul de verleden tijd in van koken

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

u ... (durven)

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

jullie ... (lachen)

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het meisje ... (missen)

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

het toetje ... (smaken)

Verleden tijd - zwakke werkwoorden

ik ... (pakken)

Hij ................... vorige week naar Emmen
(verhuizen vt)

1. verhuiste
2. verhuisde
3. verhuizte
4. verhuizde

Zij ......... tegen haar buurvrouw
(praten vt)

1. praatte
2. prate
3. praate
4. praat

De man ............. niet lang.
(leven vt)

1. leefte
2. leevde
3. leevte
4. leefde

Het meisje ............ het beter te doen.
(beloven vt)

1. beloof
2. belooft
3. beloofde
4. beloovde

Werkwoorden met 

-de / -den

in de verleden tijd

Werkwoorden met

-te / -ten

in de verleden tijd

maken

leren

lachen

slagen

studeren

beleven

kletsen

Ik snap hoe ik de zwakke werkwoorden in de verleden tijd schrijf

😒🙁😐🙂😃

Mevrouw, u moet mij nog met het volgende helpen.....

4.8 spelling (hoofdstuk 4)

Opdracht 2, 4 en 6 maken