Bezittelijk voornaamwoorden in het Duits

Bezittelijk voornaamwoorden in het Duits
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bezittelijk voornaamwoorden in het Duits

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de bezittelijk voornaamwoorden in het Duits begrijpen en gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet je al over bezittelijk voornaamwoorden in het Duits?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn bezittelijk voornaamwoorden?
Bezittelijk voornaamwoorden zijn woorden die aangeven van wie iets is.

Slide 4 - Tekstslide

Gebruik voorbeelden om de definitie van bezittelijk voornaamwoorden te verduidelijken.
Bezittelijke voornaamwoorden in het Duits
De bezittelijke voornaamwoorden in het Duits zijn: mein, dein, sein, ihr, unser, euer, ihr.

Slide 5 - Tekstslide

Zorg ervoor dat de leerlingen de vertaling van elk woord kennen en hoe ze worden gebruikt.
Voorbeelden
Mein Hund, Dein Haus, Ihr Auto, Unser Garten, Euer Kind

Slide 6 - Tekstslide

Geef veel voorbeelden om de leerlingen te helpen de bezittelijke voornaamwoorden te begrijpen.
Oefening 1
Vul de juiste bezittelijk voornaamwoord in: ___ Hund, ___ Auto, ___ Garten

Slide 7 - Tekstslide

Geef de leerlingen de opdracht om de juiste bezittelijk voornaamwoord in te vullen.
Antwoorden oefening 1
Mein Hund, Ihr Auto, Unser Garten

Slide 8 - Tekstslide

Controleer de antwoorden van de leerlingen.
Oefening 2
Vertaal naar het Duits: 'Mijn broer en jouw zus'

Slide 9 - Tekstslide

Geef de leerlingen de opdracht om de zin naar het Duits te vertalen.
Antwoorden oefening 2
Mein Bruder und deine Schwester

Slide 10 - Tekstslide

Controleer de antwoorden van de leerlingen.
Oefening 3
Schrijf een zin met een bezittelijk voornaamwoord en de vertaal het naar het Nederlands.

Slide 11 - Tekstslide

Laat de leerlingen een zin schrijven en deze vervolgens naar het Nederlands te vertalen.
Afsluiting
Je weet nu wat bezittelijk voornaamwoorden zijn en hoe ze in het Duits worden gebruikt.

Slide 12 - Tekstslide

Vat de belangrijkste informatie van de les samen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.