1. De man in het zwart vertrouwde vandaag op zijn kleine grensrechter.
2. De gitarist uit Spanje speelde een adembenemende solo.
3. De miljonair is ooit een arme sloeber geweest in zijn moederland.
4. De ervaren toneelspeler stond op de planken.
5.De razende docent heeft alle leerlingen een onvoldoende gegeven.
6. Kuifje aaide zijn lieve hondje na de ontmoeting met de boze kapitein.
7. De onnozele leerling sprong een gat in de lucht.
8. De schapen en geitjes blaten altijd in het vroege voorjaar.
9.Hij zal altijd een bijzondere verschijning blijven in het theater.