- kan 2 van de 3 lidwoorden voor zich krijgen: het huis - een huis
- kan volgen na een bijvoeglijk naamwoord: de hond - de grote hond
- Kent bijna altijd enkelvoud en meervoud: de school - de scholen
Slide 20 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
- Zegt iets over een zelfstandig naamwoord
- Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt waar een zelfstandig naamwoord van gemaakt is. De gouden ring. Het stalen horloge.
Slide 21 - Tekstslide
Voorzetsels
Slide 22 - Tekstslide
Quiz
Er volgt nu een korte quiz om te checken of je het onder de knie hebt. Helemaal aan het einde van deze les, in de laatste dia, vind je een link die zee bruikbaar is voor het oefenen met woordsoorten. Dikke tip!
Slide 23 - Tekstslide
Het woord "een" noemen we een....
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 24 - Quizvraag
Het zwemmen is niet zo populair bij jongeren. Wat is zwemmen?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 25 - Quizvraag
Welke woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
werkwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 26 - Quizvraag
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 27 - Quizvraag
SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame
Slide 28 - Sleepvraag
Wat is het voorzetsel in de zin?
'Hij liep hard tegen de tafelpunt aan.'
A
hard
B
tafelpunt
C
er staat geen
voorzetsel in de zin
D
tegen
Slide 29 - Quizvraag
In de garage staat voor de kast een emmer die vroeger met de bezem van mijn moeder achter de garage stond. In deze zin zitten......voorzetsels.