examenvoorbereiding CE Deel1

Nederlands
Examenvoorbereiding CE
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Examenvoorbereiding CE

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën
  1. Globaal lezen: hoofdzaken uit de tekst halen
  2. Verkennend lezen: titel, alinea, tussenkopjes, lay-out (afbeeldingen, kleuren etc)
  3. Nauwkeurig lezen: de tekst helemaal begrijpen
  4. Zoekend lezen: op zoek naar een specifiek item

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stappenplan intensief lezen
Voor: -> Lees eerst verkennend en globaal
Tijdens: -> Aanwijzingen inleiding
-> verbanden verschillende tekstdelen
-> onbekende woorden/beeldspraak
-> Tabellen/diagrammen
Na: samenvatten/terugkijken





Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Dat wil zeggen dat er niet letterlijk wordt gezegd wat er wordt bedoeld. Stel dat je een wedstrijdje sprinten doet met een vriend of vriendin en een toeschouwer roept: ''Jullie gaan als een speer!''. Dan bedoelt deze vriendelijke man niet letterlijk dat jullie gaan als een speer.
Kernzin
  • De kernzin is de belangrijkste zin in een alinea
  • De kernzin geeft aan waar een alinea over gaat
  • De kernzin vind je aan het begin of aan het eind van de alinea.
  • De andere zinnen zijn een uitwerking van de kernzin

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bepaal de kernzin
Je kunt er dieren verzorgen. Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken. Maar je kunt er ook veel leren. Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen. En bijna altijd staan er speeltoestellen en schommels. Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de kernzin?
A
Je kunt er dieren verzorgen.
B
Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken.
D
Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstverbanden
In een tekst staan vaak verschillende verbanden. Als je de verbanden ziet, begrijp je de tekst beter.

Let op signaalwoorden. Die geven het verband aan in de tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een aantal voorbeelden
Tekstverband
Signaalwoorden
Reden
daarom, omdat, namelijk
Tegenstelling
maar, echter, hoewel
Conclusie
kortom, dus
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, zodat

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

VOORWAARDE
A
mits
B
waardoor
C
omdat
D
alles bij elkaar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen
  • informeren
  • overtuigen
  • overhalen
  • amuseren
  • instrueren/ instructie geven

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstsoorten
  • column
  • betoog
  • krantenartikel
  • handleiding
  • gebruiksaanwijzing
  • leesboek
  • stripverhaal

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samengevat
Tekstsoort
Tekstdoel
Voorbeeld
informatieve tekst
informeren
krantenartikel
betogende tekst
overtuigen, mening beïnvloeden
recensie
overhalende/
activerende tekst
aansporen tot actie
folder
amuserende tekst
vermaken
boek, strip

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
  • Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
  • Het onderwerp is nooit een hele zin
  • Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de tekstsoort van deze tekst?
A
Betogende tekst
B
Informatieve tekst
C
Amuserende tekst
D
Instructieve tekst

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het heeft de afgelopen winter nauwelijks gevroren. Hierdoor zijn er dit voorjaar veel insecten.
A
middel - doel
B
oorzaak - gevolg
C
tegenstelling
D
vergelijking

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor drogreden is dit?
Er ligt een eikenblad op de grond, dus de herfst komt eraan.
A
cirkelredenering
B
overhaaste generalisatie
C
persoonlijke aanval

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Drogreden
Een drogreden, schijnreden  is een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt. 
Verschillende soorten drogredenen:
  • De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie. ...
  • De verkeerde vergelijking. ...
  • De overhaaste generalisatie. ...
  • De cirkelredenering. ...
  • De persoonlijke aanval. ...
  • Het ontduiken van de bewijslast. ...
Het vertekenen van het standpunt. ...
Het bespelen van het publiek.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een goede graadmeter om te kijken of de bronnen betrouwbaar zijn (tijdens het examen)?
A
Kijken of de auteurs autoriteiten zijn op dat gebied.
B
Aannames maken.
C
Naar de bron kijken die erbij genoemd staat

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hier wordt de volgende drogreden gebruikt:
A
Cirkelredenering
B
Persoonlijke aanval
C
Populistisch argument

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentum ad populum, consensus gentium, argument van de meerderheid, of 'populistische drogreden' is een redenatie waarbij een beroep wordt gedaan op de mening van de meerderheid (of veel mensen, populariteit) om te bewijzen dat een stelling waar is.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor soort fragment is dit?
A
betogend
B
informatief
C
amuserend

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indeling van teksten

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke functies van een inleiding ken je?

Slide 29 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

functies van de inleiding
1: het onderwerp aankondigen of beschrijven
2: het aankondigen van de centrale vraag of probleem
3: de aandacht trekken (uitspraak of anekdote)
4: een korte samenvatting waar de tekst over gaat
5: een stelling /mening geven
6: de reden=aanleiding geven van de schrijver
7: iemand introduceren of 8: de opbouw tekst aankondigen


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

functies van de inleiding
Bedenk dat er andere functies mogelijk zijn:
-geven van een voorbeeld
-het uitspreken van een verwachting
-het beschrijven van een conclusie
-een aanbeveling verstrekken
En schrijvers combineren deze functies....

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een voorbeeld van een functie van het slot van een tekst

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

functies slot van een tekst
In het slot vind je vaak de hoofdgedachte van een tekst. De functie van het slot hangt tevens samen met het doel van de tekst.
Voorbeelden: -een tekst met een overtuigend doel heeft een conclusie in het slot
-als het doel van de tekst informeren is, dan kan het slot een samenvatting zijn.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

functies van slot (bijvoorbeeld)
-conclusie
-een samenvatting
-een advies
-een waarschuwing
-een oproep

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem een voorbeeld van een functie van een alinea

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De functie van een alinea
Elke alinea heeft een functie. Bijvoorbeeld;
-aanbeveling (=advies)
-afweging (voor- en nadelen afwegen)
-argument (waarom vindt de schrijver dit?)
-bewering/standpunt (een mening die je vervolgen met argumenten moet onderbouwen)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De functie van een alinea
voorbeeld
-verklaring (=hoe is dit ontstaan?)
-toelichting (= extra informatie)
-conclusie (= een gevolgtrekking)
-gevolg (=wat zijn de gevolgen?)
-oorzaak (=de oorzaak ergens van)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De functie van een alinea
-samenvatting (=de tekst in enkele zinnen samengevat)
-opsomming (=een reeks van bijv. voorbeelden of verklaringen of meningen)
-tegenstelling: (het tegenovergestelde van wat eerder is geschreven)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofd- en bijzaken
                                                                            Onderwerp van de tekst

                                                                                       Hoofddoel 
                                                       (informeren/overtuigen/instrueren/amuseren)

                                                       Hoofdzaken                                         Bijzaken
                            begin of einde van een tekst                                voorbeelden & extra uitleg
                     Feiten/eigenschappen onderwerp                          Verhelderen de tekst
    Hoofdzaken in één zin samen: hoofdgedachte                  anekdotes, grapjes, etc.

      Het herkennen van hoofd- en bijzaken moet je oefenen. Zie Studiemeter lezen & luisteren           

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Vragen?

Slide 40 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

TIP 1
Lees eerst de vraag en ga daarna pas op zoek in de tekst of luister daarna pas het luisterfragment.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TIP 2
Er zijn altijd twee antwoorden zo goed als juist. De ene is vollediger dan de andere.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 3
Beantwoord eerst de vragen die je weet en ga na afloop pas de vragen bij langs waarover je sterk twijfelt. Zo blijf je in de positieve 'flow'

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tip 4
Houdt de tijd in de gaten.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies