Schrijven - oefenen met de moeilijkste onderdelen

Schrijven - oefenen met de moeilijkste onderdelen
Doel van deze les:
1. Je weet waarop je beoordeeld wordt bij het examen schrijven.

2. Je oefent de onderdelen waarin de meeste fouten worden gemaakt.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Schrijven - oefenen met de moeilijkste onderdelen
Doel van deze les:
1. Je weet waarop je beoordeeld wordt bij het examen schrijven.

2. Je oefent de onderdelen waarin de meeste fouten worden gemaakt.

Slide 1 - Tekstslide

Morgen (dinsdag) oefenexamen schrijven
  • Op jouw eigen laptop in examenprogramma;
  •  60 minuten (evt. 15 minuten toetstijdverlenging;
  • Twee verschillende situaties / schrijfopdrachten;
  • Zorg voor een goede tijdsverdeling over de twee opdrachten!

Slide 2 - Tekstslide

Beoordelingscriteria schrijven
  1. Inhoud (afhankelijk per examenopdracht) - min. 80% !!!
  2. Samenhang
  3. Afstemming op doel
  4. Afstemming op publiek
  5. Woordgebruik en woordenschat
  6. Taalverzorging: spelling, grammatica en leestekens
  7. Leesbaarheid (lay-out, titels, tussenkopjes, alineaverdeling)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is voor jou het lastigste onderdeel?
Samenhang
Doel
Publiek
Woordgebruik/ woordenschat
Taalverzorging
Leesbaarheid

Slide 4 - Poll

Hoe breng je samenhang aan
in je teksten?

Slide 5 - Woordweb

Samenhang in
je tekst
  • Je gebruikt diverse (complexe) voegwoorden;
  • Je gebruikt de juiste verwijswoorden;
  • Je tekst bevat logische  verbanden tussen zinnen en alinea's.

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen Nu Nederlands online

Slide 7 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld
met doel?

Slide 8 - Woordweb

Hoe kun je afstemmen
op het publiek?

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

Doel en publiek
  • Je combineert verschillende doelen (informeren, overtuigen, enzovoort) en past de tekstopbouw aan het doel aan.

  • Schrijft voor bekend publiek en voor algemeen lezerspubliek (media).

  • Past register consequent toe, passend binnen gegeven situatie.

Slide 11 - Tekstslide

Waar moet je opletten bij
woordgebruik en woordenschat?

Slide 12 - Woordweb

Woordgebruik en woordenschat
  • Je variatie in je woordgebruik en voorkomt herhalingen;
    Je hebt een adequate woordkeuze (met slechts enkele fouten);
  • Je gebruikt de juiste lidwoorden;
  • Je gebruikt de juiste voorzetsels in voorzetselcombinaties.

Slide 13 - Tekstslide

Wat wordt er verstaan
onder taalverzorging?

Slide 14 - Woordweb

Taalverzorging

Slide 15 - Tekstslide

Hoe zorg je voor
een leesbare tekst?

Slide 16 - Woordweb

Leesbaarheid in je tekst
  • Er staat een titel of een aanhef boven je tekst;
  • Je tekst bevat eventueel tussenkopjes;
  • Je gebruikt witregels tussen je alinea's;
  • Binnen dezelfde alinea lopen je zinnen op dezelfde regel achter elkaar door.

Slide 17 - Tekstslide

Morgen oefenexamen Nederlands schrijven
  • Je krijgt de hele les de tijd
    = 60 minuten;

  • Je schrijft twee verschillende teksten;

  • Zorg ervoor dat je je laptop bij je hebt (opgeladen!!!)

Slide 18 - Tekstslide