Spelling P6: Aan elkaar of los?

SPELLING P6 blz. 258
Pak de theorie erbij!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

SPELLING P6 blz. 258
Pak de theorie erbij!

Slide 1 - Tekstslide

Spelling H6: Aan elkaar of los?
- Je kent de regels voor los of aan elkaar schrijven. 
- Je kan dus bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is juist?
A
schouder tas
B
schoudertas

Slide 3 - Quizvraag

Wat is juist?
A
zilveren ring
B
zilverenring

Slide 4 - Quizvraag

Waarom schrijf je 'schoudertas' aan elkaar, maar 'fantastische tas' los?

Slide 5 - Open vraag

1. Woorden die één begrip vormen, dus die één ding zijn, schrijf je aan elkaar. 

Samenstellingen van drie woorden of minder schrijf je aan elkaar. 
Voorbeeld: Warm+water+voorziening = warmwatervoorziening
bagage+drager = bagagedrager

Ze hebben 1 klemtoon.



Slide 6 - Tekstslide

Wat is juist?
(tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
fiets sleutel
B
fietssleutel

Slide 7 - Quizvraag

Wat is juist?
(tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
Fransehoofdstad
B
Franse hoofdstad

Slide 8 - Quizvraag

2. Woorden die bestaan uit er, hier, daar of waar + voorzetsel schrijf je aan elkaar.
Voorbeeld:
er + voorzetsel over = erover
hier + voorzetsel op = hierop
daar + voorzetsel om = daarom
waar+ voorzetsel achter = waarachter

Slide 9 - Tekstslide

3. Getallen met honderd en duizend schrijf je aan elkaar.
 
Voorbeeld: vijf+honderd+dertien = vijfhonderddertien 
drie+veertig+duizend = drieënveertigduizend

Maar: 
vijf+honderd+miljoen = vijfhonderd miljoen

Slide 10 - Tekstslide

Wat is juist?
A
daar over
B
daarover

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
hiernaast
B
hier naast

Slide 12 - Quizvraag

Wat is juist?
A
onderwijsinspectie
B
onderwijs inspectie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist?
A
vijfhonderdduizend miljoen
B
vijfhonderd duizend miljoen

Slide 14 - Quizvraag

Nog een paar regels...
4. Veel samengestelde werkwoorden schrijf je aan elkaar.
Voorbeeld: hardlopen, lesgeven, schoonmaken

5. Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel:
Voorbeeld: dicht+bevolkt = dichtbevolkt

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Afronding les
Huiswerk bekijken
Terugblik les

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
 Opdracht 1, 2, 3 uitschrijven in je schrift (blz. 258 en 259)
Opdracht 4: onderstreep in je boek.
Extra trainen in NN.

Slide 18 - Tekstslide

Spelling H6: Aan elkaar of los?
- Je kent de regels voor los of aan elkaar schrijven. 
- Je kan dus bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 19 - Tekstslide

Denk je dat je de theorie begrijpt en nu kan toepassen?
A
Ik wil zelf beginnen met de opdrachten.
B
Ik wil samen starten met de opdrachten.

Slide 20 - Quizvraag