All about grammar (word order, adverbs, past simple and past continuous)

English class
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English class

Slide 1 - Tekstslide

Grammar: Woordvolgorde
  • Een zin is in het Engels, bijna altijd het zelfde: 
  1. Onderwerp (wie doet het)
  2. Alle werkwoorden achter elkaar (de acties) 
  3. Lijdend voorwerp (wie of wat wordt iets mee gedaan)
  4. PLAATS. 
  5. TIJD.

  • DUS PLAATS KOMT VOOR TIJD!!!!! (PVT)

Slide 2 - Tekstslide

Grammar: Bijwoorden van Frequentie
  • Bijwoorden van frequentie zijn woorden die aangeven hoe vaak iets gebeurt. 
Vb. always, never, usually, often, sometimes, rarely, never

  • Bijwoorden van frequentie staan voor het werkwoord
Vb. I always get nervous before a concert.
Vb. I never feel relaxed before an important match.

  • Let op! Als je am / are / is / was / were ziet dan staat het bijwoord van frequentie achter het werkwoord 
Vb. I am often busy with my hobbies.
Vb. Louise was never nervous about going on stage.

Slide 3 - Tekstslide

1. He _________ listens __________ to the radio.

2. They ___________ read ___________ a book.

3. Tom _________ is _________ very friendly. 

4. Pete _________ gets _________ angry. 

5. We _________ are _________ on time. 
Sleep het bijwoord op de juiste plek
often
sometimes
usually
never
always

Slide 4 - Sleepvraag

I take sugar in my coffee. (sometimes)

Slide 5 - Open vraag

Ramon and Frank are hungry. (often)

Slide 6 - Open vraag

Walter helps his father in the kitchen. (usually)

Slide 7 - Open vraag

We were late for school. (never)

Slide 8 - Open vraag

I do my homework after school. (usually)

Slide 9 - Open vraag

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets in het verleden gebeurd en afgerond is. 
  • De vorm                1. ww + ed   --> walked, talked, visited
                                       2. 2e rijtje   -->  go – went, see – saw, do – did  
  • Signaalwoorden                  yesterday, last year, a week ago, in 1995

    Voorbeeldzin: 
  • I walked to school this morning. 
  • I talked to Martha yesterday. 
  • I visited New York a year ago.

Slide 10 - Tekstslide

Past Simple
Vul de juiste vorm van de Past Simple in.

Slide 11 - Tekstslide

Julie _________ (work) at the Jumbo, last year.

Slide 12 - Open vraag

You _________ (eat) a lot, this morning.

Slide 13 - Open vraag

Yesterday, I __________ (prepare) dinner at six.

Slide 14 - Open vraag

We _______ (study) English yesterday at 4:00 pm.

Slide 15 - Open vraag

Past Continuous
Je gebruikt de Past Continuous om aan te tonen dat iets een tijdje in het verleden is gebeurd. 
  • Vorm -      I/He/She/It was + ww+ing     was eating, was working, was doing                -     You/They/We were + ww+ing   were eating, were working
  • Signaalwoorden                  while, at that moment, when (toen), for a while
Voorbeeldzin: 
  • You were rowing to the shore.
  • Adil was doing his paper round

Slide 16 - Tekstslide

Past Continuous
Vul de juiste vorm van de Past Continuous in.

Slide 17 - Tekstslide

Julie _________ (sleep) at three o' clock

Slide 18 - Open vraag

You _________ (sleep) at 6am.

Slide 19 - Open vraag

Luke _________ (read) at two o'clock

Slide 20 - Open vraag

I __________ (prepare) dinner at six.

Slide 21 - Open vraag

We _______ (study) English yesterday at 4:00 pm

Slide 22 - Open vraag





Past Simple
  • korte actie
  • een werkwoord (+ed)




Past Continuous
  • lange actie
  • twee werkwoorden
Je gebruikt de Past Continuous ook als in het verleden twee dingen tegelijkertijd gebeuren. De korte actie is dan de Past Simple en de lange actie is de Past Continuous
  • I was waiting for the bus, when it started to rain. 
  • They were playing basketball when I saw them. 

Slide 23 - Tekstslide

Past Simple & Past Continuous
Vul de juiste vorm van de Past Simple en Past Continuous samen in.

Slide 24 - Tekstslide

I __________ (wait) for the bus, when it__________(start) to rain.

Slide 25 - Open vraag

They__________ (play) football, when I__________(see) them.

Slide 26 - Open vraag

We_______ (learn) about the past continuous, when the lesson __________(be) over.

Slide 27 - Open vraag