persoonsvorm tegenwoordige tijd
de stam en de ik-vorm
hele werkwoord stam [ww] ik-vorm [klank]
lachen lach lach
werken werk werk
Hoor je een dubbele klinker, dan heeft de ik-vorm ook een dubbele klinker
lopen lop loop
klagen klag klaag
Eindigt de stam op een v of z, dan verandert dat in de ik-vorm naar een f of s:
kleven klev kleef
reizen reiz reis