2021 2VM H4 Herhalen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

H4 Herhalen

Welke stelling is/ zijn juist?
1. Een agrarisch bedrijf kan kan goederen produceren.
2. Fabrieken zijn industriële bedrijven.
3. Dienstverlenende bedrijven halen hun grondstoffen uit de natuur.

1. 1 & 2 & 3
2. 1 & 2
3. 2 & 3
4. 1 & 3

Wat betekent duurzaam produceren?

1. Dat je nu in je behoefte kunt voorzien, maar ook denkt aan de mensen in de toekomst.
2. Dat je geen afval meer aanbiedt.
3. Dat je zo min mogelijk vlees eet.
4. Dat je niet meer met de auto mag reizen.

Wat is afschrijving van een kapitaalgoed?

1. waardevermeerdering
2. boekwaarde
3. restwaarde
4. waardevermindering

Hoe noem je hulpmiddelen die je nodig hebt om te produceren?

Een timmerman maakt 416 stoelen per jaar. Wat is zijn arbeidsproductiviteit per week?

1. 8 stoelen
2. 9 stoelen
3. 12 stoelen
4. 34 stoelen

Wat is:
Machines die het zware werk van mensen makkelijker maken?

1. Mechanisatie
2. Automatisering
3. Industrie
4. BTW

Als het slecht gaat met een bedrijf zal het niet zo gauw investeren. Leg dit uit

Noem een concurrent van de Albert Heijn.

Omzet = winst

1. Juist
2. Onjuist

Hoe bereken je de winst?

1. Winst = Opbrengsten + Kosten
2. Winst = Opbrengsten
3. Winst = Opbrengsten/Kosten
4. Winst = Opbrengsten - Kosten

Wanneer de productiekosten dalen, kan de prijs van de producten....

1. Stijgen
2. Dalen
3. Gelijk blijven
4. niet worden aangepast

Willem brengt de postpakketten rond.
Dit is het:

1. Produceren van goederen.
2. Leveren van diensten.

Wat is een bedrijfskolom?

1. Alle bedrijven die hetzelfde maken bij elkaar
2. Alle bedrijven die betrokken zijn bij de productie van een product
3. Alle bewerkingen die een product ondergaat
4. Alle winkels die een bepaald product verkopen

Produceren is het maken van goederen en het verlenen van diensten.

1. Juist
2. Niet Juist

Welke van de drie productiesectoren zie je op de achtergrond?

1. Agrarische bedrijven
2. Industriële bedrijven
3. Dienstverlenende bedrijven

Agrarische sector

Industriele sector

Dienstverlenende sector

Ze telen fruit

Ze maken jam

Ze verkopen jam in hun winkel

Nieuwe kennis van techniek en uitvindingen noem je

1. automatisering
2. technische ontwikkelingen
3. technologische ontwikkelingen
4. mechanisatie

Mirjam is banketbakker en bakt deze week 40 taarten. Hiervoor heeft ze de volgende inkopen gedaan: 10 kg bloem (€18,90), 6 kg boter (€9,-), 3 kg suiker (€4,60), 80 eieren (€14,-) 35 kg appels (€58,-), 3 busjes kaneel (€9,90).
a) Bereken de totale productiekosten
b) Bereken de kostprijs per product

Hoe noem je negatieve gevolgen van ons gedrag voor het milieu?

1. Milieuproblemen
2. Milieugedrag
3. Milieuverontreiniging
4. Milieuschade

Wat is een voorbeeld van duurzame productie?

1. In de nieuwe electriciteitcentrale wordt gestookt met steenkool
2. de lampen in een bedrijf branden ook als er 's nachts niemand meer is
3. Een nieuwe boom planten voor iedere gekapte boom

Rik koopt een nieuwe laptop voor 900,- euro. Hij wil de computer 3 jaar gebruiken. Welk bedrag moet Rik per maand afschrijven?

Een computer neemt het werk over van de administratie.

1. Automatisering
2. Mechanisatie

Een scooter fabrikant koopt voor 690,- euro aan onderdelen in. De scooter die hij maakt verkoopt hij voor 1.850,- euro door aan de groothandel. De groothandel verkoopt de scooter aan een scooterwinkel voor 2.190,- euro.
Hoeveel waarde voegt de fabrikant toe?

1. € 1.850 + € 690 = € 2.540
2. € 2.190 + € 690 = € 2.880
3. € 2.190 – € 1.850 = € 340
4. € 1.850 – € 690 = € 1.160

Een scooter fabrikant koopt voor 690,- euro aan onderdelen in. De scooter die hij maakt verkoopt hij voor 1.850,- euro door aan de groothandel. De groothandel verkoopt de scooter aan een scooterwinkel voor 2.190,- euro.
Hoeveel waarde voegt de groothandel toe?

1. € 1.850 + € 690 = € 2.540
2. € 2.190 + € 690 = € 2.880
3. € 2.190 – € 1.850 = € 340
4. € 1.850 – € 690 = € 1.160

Wat is GEEN productiefactor?

1. Arbeid
2. Productie
3. Natuur
4. Kaptiaal

Willems Busreizen organiseert een tochtje naar de keukenhof. De 31 deelnemers betalen 37,50 p.p.
De kosten van Willems waren 1.260,- euro.
Bereken de opbrengst van dit tochtje.

1. € 1.260 / 31 = € 40,65
2. € 1.260 + € 37,50 x 31 = € 40.222,50
3. 31 × € 37,50 = € 1.162,50
4. 31 x € 1.260 = € 39.060

Willems Busreizen organiseert een tochtje naar de keukenhof. De 31 deelnemers betalen 37,50 p.p.
De kosten van Willems waren 1.260,- euro.
De opbrengst is € 1.162,50.
Bereken Willems verlies of winst.

1. € 1.162,50 + € 1.260 = € 2.422,50. Dat is een winst van € 2.422,50.
2. € 1.162,50 – € 1.260 = – € 97,50. Dat is een verlies van € 97,50.
3. 31 x € 1.260 + € 1.162,50= € 40.222,50. Dat is een winst van € 40.222,50