Creatief denken MZ2M 30 mei

Creativiteit & jij
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
CreaMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Creativiteit & jij

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk je aan bij creativiteit?

Slide 2 - Woordweb

Crea
De eerste definitie van creativiteit is: ―scheppen‘. Er wordt iets tot stand gebracht wat er voorheen nog niet was

Slide 3 - Tekstslide

Misvattingen creativiteit
Je bent creatief of je bent het niet! je kunt het niet leren
Creativiteit dat is schilderen op zijde, creatief met kurk. Het is zweverig en voor softies
Mijn baas belet me creatief te zijn
Creativiteit daar heb ik gen tijd voor
Brainstormen en zo, dat doen wel

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Basisvaardigheden creatief denken

  • Creatief waarnemen
  • Uitstel van oordeel
  • Flexibel associëren
  • Divergeren
  • Verbeeldingskracht ontwikkelen

Slide 7 - Tekstslide

Creatief waarnemen
Creatief waarnemen is het herkennen van dominanties ind e eigen waarneming (en die van anderen) en het loskomen van deze overheersende visies. De bevrijdende vraag is : hoe kan dit ook anders?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Uitstel van oordeel
Creatieve grondhouding: dit is een open houding waarmee je waardering kunt opbrengen voor iets wat je nooit eerder had opgemerkt. In plaats van dat je je oordeel meteen klaar hebt, stel je je oordeel uit. Dit kan leiden tot verwondering over wat je tegenkomt . Deze verwondering kan leiden tot een onderzoekende houding. .En juist met deze houding kun je zie je wellicht mogelijkheden die je eerder niet kon zien. Het is mogelijk om een creatieve grondhouding te ontwikkelen .

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn vooroordelen tussen mannen en vrouwen?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Video

Wat voor soort vorm van creativiteit zet je in welzijnswerk?
A
Product
B
Hobbymatig
C
Psychologisch

Slide 24 - Quizvraag

Soorten creativiteit
>Product gerichte creativiteit (nadruk op het eindresultaat; dit kan een product zijn, maar ook een nieuw inzicht of een ontdekking)
>Hobbymatige creativiteit (Bv. bloemschikken, origami. Producten worden gereproduceerd (gemaakt n.a.v. een voorbeeld). 
>Psychologische creativiteit (Deze wordt verbonden met een probleemoplossend vermogen. Dit is gebaseerd op de gedachte dat er twee denkwijzen bestaan: -convergent -divergent)


Slide 25 - Tekstslide

Welke basisvaardigheden van creatief denken hebben wij de vorige keer behandeld?
A
Creatief waarnemen
B
Uitstel van oordeel
C
Flexibel associëren
D
verbeeldingskracht

Slide 26 - Quizvraag

wat is creativiteit niet?
A
Creativiteit dat is schilderen op zijde,
B
Mijn baas belet me creatief te zijn
C
Je bent creatief of je bent het niet!
D
Creativiteit daar heb ik geen tijd voor

Slide 27 - Quizvraag

Wat is creatief denken wel?
Denken = verwerken van informatie
Denkpatronen = clusters van gegevens die we kunnen opslaan, herkennen en succes mee hebben
Denken is bestaande verbindingen volgen en nieuwe verbindingen maken

Creatief denken is het geheel van denkattitudes, denkvaardigheden, denktechnieken en denkprocessen die de kans op patroondoorbreking, het leggen van nieuwe verbindingen in onze hersenen vergroten.

Slide 28 - Tekstslide

Waar denk je aan bij water?

Slide 29 - Woordweb

Flexibel associëren
Waarom: vlot en flexibel associëren is een onder andere nuttig bij brainstorming. Als opwarmers brengen associatieoefeningen het brein ‘’in the mood of creativity’’.
  • Je snelheid verhogen
  • Kantelen (disociëren)
  • Terugkoppelen (reasociëren)
  • Verbinden

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

oefening: ketting associatie
water - verdrinken- dronken- roze olifanten- circus- artiest- mondriaan- adriaan- de spin - spiderman- new york- appel

nu jullie!
waar denk je aan bij ?

paddestoel  -  koffie - alarm - cavia - 

Slide 33 - Tekstslide

Wat hebben een zonnebloem & een spiegelei met elkaar gemeen?

Slide 34 - Open vraag

Verbinden
Gele kleur
elk een specifieke geur
zondagversiering
suny side up
zelfrijzende bloem
zonnige kleur en vorm
vrolijkheid
ronde kern en omhulsel
lekker
boerderij

Slide 35 - Tekstslide

Wat hebben een theekopje en groen links met elkaar gemeen?

Slide 36 - Open vraag

Convergeren - Divergeren
Oplossen van problemen
Divergeren is de fase waarin je vanuit een vraagstuk zoveel mogelijk oplossingen en ideeën bedenkt voor een vraagstuk. Alles kan en mag in deze fase, kwantiteit is hier leidend.
Convergeren is de fase waarin je keuzes gaat maken. Welke ideeën zijn het meest vernieuwend én realiseerbaar? Waar krijg je energie van en wil je verder mee?

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Welke van de volgende letters horen hier niet thuis?

A   E  I  F U

Slide 39 - Tekstslide

Je wilt je baas overtuigen van een uitstekend idee hoewel je vermoedt dat zij/hij niet makkelijk mee akkoord gaat, hoe pak je dit?

Slide 40 - Open vraag

Verbeeldingskracht ontwikkelen
met verbeelding bedoelen we het vermogen zich een voorstelling in de geest te maken van iets dat op dit moment niet fysiek waar te nemen. Je kunt deze vaardigheid ook beelddenken noemen. 

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

als je morgen wakker wordt, hoe ziet jouw ideale dag eruit?

Slide 43 - Open vraag

Stel al jouw problemen zijn opgelost waar zou jij nu staan?

Slide 44 - Open vraag

De kracht van verbeelding
  • Verbeelding zorgt voor innovatie --> hoe kan het beter
  •  Verbeelding geeft mensen hoop
  • Verbeelding helpt bij het verwerken van trauma's
  • Verbeelding verbreid onze kennis --> wat willen we nog meer weten? 
  • Verbeelding maakt ons leven divers en interessant

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Schrijf Oefening
Herinner je een klaslokaal uit je jeugd waar je een goeie tijd hebt gehad. Haal het terug uit je geheugen en probeer het weer helder voor je te zien. welke lerares of leraar zie je? naast wie zat je? hoe zagen de muren eruit? welke lesstof kreeg je? wat moest je doen? wat voor kleren droeg je? hoe rook de lucht? waar zaten de ramen? wat voor stoel zat je op? 

Slide 48 - Tekstslide