Ethiek 2

Ethiek hoofdstromingen
  • Utilisme: handel naar het grootste geluk
  • Deontologie: handel volgens maximes van de goede wil
  • Deugdethiek: handel vanuit een goed karakter
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Ethiek hoofdstromingen
  • Utilisme: handel naar het grootste geluk
  • Deontologie: handel volgens maximes van de goede wil
  • Deugdethiek: handel vanuit een goed karakter

Slide 1 - Tekstslide

Utilisme: hedonistische calculus
  • Intensiteit: Hoe hevig en diepgaand is het genot?
  • Duur: Hoe lang duurt het genot?
  • Zekerheid: Hoe zeker is het genot?
  • Nabijheid: Hoe lang duurt het nog voordat het genot kan worden beleefd?
  • Productiviteit: Hoeveel genotsmomenten brengt dit genot nog meer met zich mee?
  • Zuiverheid: Tot op welke hoogte is het genot vrij van pijn?
  • Reikwijdte: Hoeveel mensen zullen dit genot meebeleven?

Slide 2 - Tekstslide

Deontologie: categorische imperatief
"Er is slechts één categorische imperatief, en wel deze: handel uitsluitend volgens dat maxime waarvan ge terzelfder tijd zou willen dat het een algemeen geldende wet was."
–Immanuel Kant, 'Fundering voor de Metafysica van de Zeden" (1797)

  • Behandel iemand nooit louter als middel, maar altijd tegelijkertijd als doel
  • Er is niets zonder meer goed, behalve een goede wil

Slide 3 - Tekstslide

Deugdethiek: een goed karakter
"De deugd is een intentionele houding (waarin we ons handelen voornemen), die in het midden ligt voor onszelf, en wel een midden zoals dat redelijk wordt bepaald, dat zil zeggen volgens een redelijkheid waarmee iemand met praktische wijsheid dat zou doen."
–Aristoteles, 'Ethica Nicomachea' (~340 v.Chr.)

Slide 4 - Tekstslide

Casus
Je zus Oprah is nu twee jaar getrouwd met Winfrey, je zwager met wie je het goed kunt vinden. Oprah heeft jou opgebiecht dat zij in een dronke bui vreemd is gegaan. Ze zit er erg mee en je moet haar beloven dit aan niemand te vertellen. De volgende dag zie je Winfrey en hij vraagt jou of jij weet waarom Oprah toch zo vreemd doet de laatste tijd. Je voelt je langzaam rood worden en weet niet goed wat je moet doen in de situatie. Moet je het vreemdgaan vertellen aan Winfrey?

Slide 5 - Tekstslide

Nietzsche: meta-ethiek
  • "God is dood"
  • Verlichting als nihilisme
  • Voorbij goed en kwaad: nieuwe waarden scheppen
  • Wil tot macht
  • Übermensch

Slide 6 - Tekstslide

Foucault: structuralisme
  • Reactie op existentialisme van Sartre
  • Combineert Marx' onderbouw-bovenbouwschema met Nietzsche's ideeën over macht
  • Het individu is ingebed in een groter netwerk van machtsstructuren
  • Kritiek op disciplinerende macht van instituties

Slide 7 - Tekstslide

Discussievraag
Waarom accepteer je van de ene persoon meer uitoefening van macht dan van de andere?

Slide 8 - Tekstslide

Leesvragen (1)
Nietzsche, 'Het Goede Leven en de Vrije Markt' pp. 300-4: 
  • Wat bedoelt Nietzsche met nihilisme? 
  • Wat bedoelt Nietzsche met Übermensch?
  • Welke invloed heeft het idee van Übermensch op de moderne cultuur?

Slide 9 - Tekstslide

Leesvragen (2)
Instituties, 'Het Goede Leven en de Vrije Markt' pp. 200-5
  • Wat is het verschil tussen harde en zachte instituties?
  • Waarom kunnen we niet zonder instituties? 
  • Hoe kunnen instituties toch een bedreiging vormen?
  • Bedenk twee voorbeelden van hoe instituties met elkaar samenhangen en hoe ze het menselijk leven vormgeven. 
  • Bedenk twee voorbeelden van hoe instituties het goede leven kunnen ondermijnen. 

Slide 10 - Tekstslide