Soms kan de persoonsvorm van een werkwoord gesplitst in de zin voorkomen.
Voorbeeld:
Ruben | ruimt | zijn kamer | op.
Ruimt op komt van het werkwoord opruimen.
Ruimt op is de persoonsvorm. Ruimt op is ook het werkwoordelijk gezegde.
Ruimt en op horen bij elkaar, vormen samen één zinsdeel.
De zin bestaat uit 3 zinsdelen.